Postbode

Over het verdwijnen van de postbode is veel rumoer geweest, maar als ik naar buiten kijk, zie ik meer postbodes op straat dan ooit. Ze rijden in bestelbusjes door de wijk. Eerst komt de oranje bestelbus van TNT, dan de zwarte van UPS, en met wat geluk zie ik ook nog de gele bus voorbijschuiven van DHL.

Het zijn aardige jongens, die postbodes.

Doorgaans komen ze twee keer per dag. Als ze stoppen in mijn straat, zie ik ze behendig uit de wagen klimmen, relaxed naar de laadruimte lopen, kalm aanbellen en soepel een stapel pakjes overhandigen. Er gaat geen dag voorbij of ze bellen bij me aan. Die jongens rijden hun vaste routes. Ze weten wie er thuis is, en wie niet. Ze weten ook wie ze kunnen vertrouwen. Ik geloof zelfs dat ze meer weten van de buurt dan ik.

Mij kunnen ze vertrouwen. Daarom bellen ze bij me aan. Meestal zonder dat ze een pakje voor me hebben – dat is dan weer jammer. Ze hebben wel pakjes voor de buurman rechts, voor de buurvrouw links, en voor het echtpaar tegenover. Of het erg is als ze die pakjes bij me achterlaten? Doen ze bij de buren een briefje in de bus. Nee hoor, niet erg. Dat weet je toch, je vraagt het elke dag. Zet maar neer.

Hé, bedankt man.

Ik zet de pakjes in de hal en wacht tot de buren komen. Zo is mijn huis langzamerhand een bekend distributiecentrum geworden in de buurt. Het drijven van zo’n distributiecentrum is om meerdere redenen interessant. Aan de pakjes kan ik zien wat mijn buren bestellen. Buurvrouw rechts bijvoorbeeld, bestelt bovenmatig veel Nespresso (daar moet ik binnenkort echt iets van zeggen). Het echtpaar tegenover haalt computerspullen uit de States. Het zijn trouwens vooral de buurvrouwen die bestellen. En in driekwart van de gevallen gaat het om kinderkleren. Dat kan ik aan de pakjes zien: die komen van kekkekleertjes.nl, van kleineboefjes.nl, stoerepeuters.nl of schattigemutsjes.nl.

Mijn buurvrouwen kopen nauwelijks iets voor zichzelf. Ook daar moet ik binnenkort echt iets van gaan zeggen. Als ze hun pakjes komen halen, blijven mijn buren meestal even staan. Soms komen ze zelfs binnen. In een enkel geval drinken ze een glas wijn, of blijven ze televisie kijken. Zo heeft mijn distributiecentrum ook een belangrijke sociale functie in de straat.

En als die bestelde hippe kinderkleren niet passen, gaan ze retour. Daarom is het altijd druk bij het postkantoor in mijn wijk, gevestigd in de lokale boekwinkel. Ze staan er in de rij, met hun pakjes. Al die pakjes, die elke dag van hot naar her worden gestuurd – als je erover nadenkt, is het een absurde toestand. Nog even en er zijn geen winkels meer, alleen nog internetwinkels. Dan besturen we ons hele leven vanachter de pc.

De enige die dan nog op straat komt, is de postbode.

Wie had dat ooit gedacht?

Het beroep postbode is officieel opgeheven door het commerciële bedrijf TNT, dat vroeger ook wel ‘tante Pos’ werd genoemd.

Maar als je goed kijkt, leven de posterijen meer dan ooit. Ze leven bij de gratie van het via internet bestelde pakket, en zijn nog steeds een baken in mijn wijk.

De postbode is dood. Leve de postbode!