Avercamp

Het gaat me niet om het geluid van schrapend staal onder mijn voeten, of over de kleur die de lage zon legt op de nieuwbouwgracht. Het gaat me niet om mijn dochters roze wangen, om de manier waarop ze haar handen neerlegt op haar rug, om mijn zoons gezicht als hij een sneeuwbal maakt die bedoeld is voor mijn nek. Het gaat me niet om de ijstocht naar school om acht uur ’s ochtends over bevroren sloten, onder stille bruggen door, de slee zwabberend achter ons aan. Het gaat me niet om de buurman die de tuinset op het ijs parkeert en een iPod-dock met loungemuziek op tafel zet, een bordje met ‘chocoladem.’ erbij. Het gaat me ook niet om de buurvrouw die een pan met soep het ijs op draagt als de scholen uit zijn, om de ruilhandel in kinderschaatsen die lokaal ontstaat, om de blaar op mijn rechterhiel of om het aller-aller-aller-allerlaatste-alsjeblieft-pappa-nu-kan-het-nog-rondje van de dag in het schemerdonker, en dan snel eten en naar bed.
Het gaat me erom dat iedereen gelukkig kijkt.
Mijn wijk is bevroren en de vorst heeft het chagrijn van de gezichten gewist. Zon en ijs, meer is niet nodig om het leven licht te maken. Gisterochtend reed tram 26 niet, zo’n beetje de enige forensverbinding tussen mijn vinexwijk en de stad, maar dit keer zag ik niemand boos het perron verlaten, tierend op het trambedrijf. Ach ja, zeiden ze. Ach het is klote, maar verder is het ijs geweldig.
Het gaat slecht met mijn wijk en met het land en met de wereld en tram 26 rijdt na acht jaar nog steeds niet zoals het was beloofd, maar dat doet er even niet toe want we hebben ijs en we hebben zon en we hebben snipperdagen. We nemen vrij om de wind op ons gezicht te voelen, de kou in onze vingers als we onwennig veters strikken van de schaatsen die te lang op zolder lagen. De Telegraaf had van de week een alarmerend bericht op de voorpagina over economische rampspoed en miljardenbezuinigingen; belangrijk nieuws maar weggestopt onder vrolijk getrompetter over ijsmeesters en ijshelden. Wat doet het er nog toe en wie leest dat nog want verder IS HET FEEST in hele grote letters – Elfstedentocht of niet.
‘Dan verzin ik zelf maar een elfplekkentocht,’ zei mijn oudste zoon van zeven en hij bond zijn schaatsen onder en reed naar school met grote stralende jongensogen. Ik keek naar de buurman die naast me stond en zag dat hij dezelfde ogen had. Iedereen op het ijs leek ineens gezond en mooi, alsof we net terug waren van een collectieve herbronningsweek in een gigantisch saunacentrum. ‘Och,’ zei mijn buurman. ‘Och, och.’ Meer zei hij niet, maar ik begreep het wel.
Er is veel gebeurd sinds Hendrick Avercamp zijn winterlandschappen maakte, bijna vierhonderd jaar geleden. Toen dronken ze bijvoorbeeld nog warm bier op het ijs, met geklutst ei en suiker erdoor. Maar er is ook veel hetzelfde gebleven. Het woord alleen al: ijsvermaak. Er is niets dat Nederlanders sterker bindt, dan dat. Wie zoekt naar de Nederlandse eigenheid, moet hier bij mij in de wijk eens komen kijken als er ijs ligt op de vinexgracht.
Het kapitalisme stort in elkaar, de hypotheken worden molenstenen, Griekenland drijft weg, de euro is straks niks meer waard, Ajax gaat ten onder, het koningshuis loopt op zijn laatste benen, het CDA bestaat niet meer, de PvdA zakt zoekend weg, langzaam smelten de pijlers onder het land maar zolang er ijs ligt, ligt er ijs en als de dooi komt zien we wel weer verder.