Kamperen

Nog maar nauwelijks bekomen van een chaotisch einde van het schooljaar, keken mij op de eerste dag van de Grote Vakantie drie paar kinderogen indringend aan. ‘Gaan we vandaag nog iets leuks doen, mam?’. Terwijl ik me juist met koffie achter het beeldscherm van mijn laptopje vlijde om eens lekker te gaan werken.

Zelf dus niet echt in vakantiestemming foeterde ik iets als ‘jullie kunnen jezelf toch wel vermaken?’. Nou, niet dus. Want in de uren die volgden drentelden ze lusteloos door de kamer, hingen ze op apegapen voor de TV, of bliepten ze op de knopjes van hun spelcomputers. En alsof dat allemaal nog niet irritant genoeg was, vlogen ze elkaar om haverklap in de haren.


In die omstandigheden kan geen mens prettig leven. Dus bedacht ik ten einde raad allerhande ‘leuke’ familie-uitstapjes. Luchtte dat op? Nou, nee! Na een week van provisorische picknicks, verhit strandbezoek en opgedrongen boottochtjes was ik volkomen uitgeput en werd de vakantie een beklemmende aaneenschakeling van kindervermaak.


Dan maar liever kamperen. En kijk aan, in Castricum konden we meteen terecht. Welk een weelde, wat een heerlijk vooruitzicht. De uitgebluste ouders zagen zichzelf al in het paradijs. Zonnend op het op loopafstand liggende strand, pootje badend in de branding, roseetjes nippend in de voortent en scrabbelend bij het romantische schijnsel van een stormlantaarn.


Maar we hebben kinderen, weet u nog wel? Die ontdekten ‘het animatieprogramma’. Op de eerste dag al waren de bloedjes meteen na het ontbijt vertrokken, om ’s avonds rond 21.00 uur – een kleine chipspauze rond borreltijd daar gelaten – dolgedraaid terug te komen. Wij ouders legden ons spoedig bij de ons tot dan toe onbekende, maar stiekem niet onplezierige situatie neer.


Toen kwam de dag om huiswaarts te keren. Waar onze kinderen zich snikkend losrukten uit diverse innige afscheidsomhelzingen van de schare gloednieuwe campingvrienden, vouwden wij de tent op, verheugd over het vooruitzicht van ons eigen toilet en bed. Van mijn dochter kreeg ik nog snel wat propjes toegestopt waarop namen en digitale adressen van het campingvolk bleken te zijn gekrast.


Eenmaal thuis en aan mijn vakantieverplichtingen voldaan, klapte ik kwiek de laptop open. Aan het werk. Maar in plaats van opdrachten, popten mij 15 vriendschapsverzoeken voor Facebook tegemoet. Let wel, van die dikke vakantiemaatjes van mijn kroost. En dat kroost? Dat keek me – nog strak van de animatie – alweer priemend aan. ‘Staat er nog iets op het programma vandaag?’