Op het burenbinding-barbecuefeestje-zonder-subsidie kwamen we over het verkeer te spreken. ‘De fietsbrug die Oost met nieuw-Oost verbindt, is levensgevaarlijk’, mopperde mijn buurvrouw. ‘Die scooters gaan ook altijd veel te hard, hè,’ zei ik. Waarop een andere buurtgenoot inviel: ‘Nou, fietsers mogen anders ook wel wat beter uitkijken.’
Her en der werd geknikt. Begreep ik niet. Misschien heb ik zo’n hekel aan scooterachtige verplaatsdingen dat ik de redelijkheid uit het oog verlies. Fietsers zijn in mijn ogen heilig. Maar de tijden veranderen en of het nu kwam door de gepeperde steaks of de zomerse cocktails van onze nieuwe buurman weet ik niet, maar de gemoederen raakten wat verhit. Fietsers versus bromscooters. En wie met wie het meeste rekening moet houden. We kwamen er niet uit.
Twee weken later, langs de lijn op het sportveld, waarnaar wij ons noodgedwongen allemaal veilig te voet verplaatsen, liet een hockeymoeder zich tijdens gevaarlijk spel van de tegenstander ontvallen: ‘Op weg naar de stad zie ik steeds vaker bloedsporen op het fietspad.’ Een vader keek nu ook haar kant op. ‘Hoezo?,’ zag je ‘m denken. ‘Ongelukken met fietsers,’ ging ze door. ‘Scooters zeker hè,’ bereed ik mijn stokpaardje maar weer eens. ‘Fietsers doen anders ook rare dingen,’ snifte de hockeymoeder.
Langs de lijn ging het vervolgens alweer vlug over de opstelling, de hoedjes van de koningin, de supermarktoorlog en meer van die gewichtige zaken. En de buurtbarbecue? Die verliep verder ook in alle gemoedelijkheid. Want zo gaat dat hier altijd. Burenbinding heeft geen subsidie nodig.