Het miezert buiten. En mijn humeur miezert mee. Ik zeul het oud papier naar een donkere plek waar oud papier massaal samenkomt maar waar ikzelf nooit binnenkwam: de papierbak. In mijn linkerhand draag ik een roestige wok. Je kunt zo’n onding natuurlijk oplappen. Dat meermaals gedaan hebbende ben ik echter helemaal klaar met deze stronteigenwijze shitwok. Wokje krijgt een welverdiende deportatie naar het grofvuil.
Een benedenbuurvrouw wandelt voorbij. Uit haar prachtige vorige-eeuwse kinderwagen stijgt ritmisch gekrijs op. ‘Wil je een wok?’ schreeuw ik boven het babygebrul uit. Ze schudt glimlachend van nee. Op het pleintje leert een andere moeder haar blije kleuterjongen fietsen tussen bruine herfstbladeren. Ze zwaait vrolijk. ‘Jij nog een wok?’ roep ik.
‘Nee dank je,’ lacht ze. Zie je wel, shitwok? Niemand zit op jou te wachten. Echt niemand. We naderen de papiercontainer.
Er staat een twintigplusser pizzadozen in de bak te proppen. Van Mama Dough, dat leuke nieuwe vreettentje op het Beukenplein. ‘Raar hè. Ik weet nog steeds niet of je nou wel of niet karton in die bak mag gooien,’ denk ik hardop. Haar blauwe kijkers turen me geamuseerd aan. Ze zwijgt. Verstaat ze Nederlands?
‘Eerst mocht het niet, maar toen weer wel,’ antwoordt een hippe vijftiger in joggingbroek. ‘Wat verwarrend,’ zeg ik, terwijl de zwijgende twintigplusser dit enerverende gesprek ontvlucht.
‘Maar die restafvalbak is een ramp. Er past niks in!’ gaat ze verder.
‘Ik vind die papierbakken wel verbeterd anders,’ betoog ik, terwijl ik het zoveelste kartonnen pleerolletje erin duw.
‘We zullen het ermee moeten doen,’ verzucht ze.
‘Ja, dat is met de meeste dingen in het leven zo, geloof ik,’ besluit ik met de dooddoener van de maand. Met een subtiel armgebaar geeft ze me gelijk en spoedt zich naar binnen. Ze had het vast koud zonder jas.
Een uurtje later is mijn vervloekte wok verdwenen. Toch nieuwe stiefouders gevonden?