Na Parijs

‘Is het oorlog?’ vraagt de vijfjarige aan de ontbijttafel.
‘Hier niet hoor.’
‘Is het wel ergens oorlog?’
‘Ja.’
‘Komt de oorlog hiernaartoe?’
‘Nee, daar letten we goed op.’
‘Maar ik weet eigenlijk niet wat oorlog is.’
Ik leg uit wat het begrip oorlog inhoudt. Ook de vluchtelingen in ons land (in onze stad, om onze hoek, in de sportzaal aan de Polderweg) komen aan bod.
‘Aan het eind van onze straat staat nog een huis te koop,’ zegt de vijfjarige. ‘Daar kunnen ze in.’
Ik vertel de kleuter hoe het zit met vluchtelingen en met de aantrekkende huizenmarkt.
‘Als wij moeten vluchten, nemen we dan wel NoeNoe en Ronnie mee, mama?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘En de bank?’
‘De bank niet.’
‘Als Ronnie maar weer terug is, als wij moeten vluchten.’ Ze kijkt zorgelijk om zich heen.
Na het ontbijt gaat ze op de grond liggen. Het is oorlog bij de playmobilpoppetjes in het totaal ingestorte Playmobilhuis. Iedereen moet nú vluchten. Paniek. Paniek. Waar is de kat?.

www.elkegeurts.nl