Er belden twee UVA-studentes aan om me te vragen of ik gelukkig ben op de plek waar ik woon. Met de schreeuwende dreumes op mijn arm stond ik in de deuropening, ze moesten hun vraag tot drie keer toe herhalen.
‘Bent u gelukkig hier?’
‘Wat leuk dat jullie daar onderzoek naar doen.’ Ik hield de deur open. Ze wilden een halfuur uittrekken voor mijn geluk.
‘We doen verder niets met de uitkomst van het onderzoek.’
‘Ga zitten,’ zei ik.
De studentes slalomden tussen het speelgoed door naar de tafel. Toen ik de dreumes neerzette, liet die zich meteen weer achterover vallen en bonkte met haar hoofd op de vloer. Ze schreeuwde. Ik trok mijn trui recht en probeerde het snot van mijn schouder te vegen. De studentes wachtten.
‘Gewoon beginnen hoor, dames,’ zei ik, ‘die kleine houdt vanzelf een keer op. Ik zeg altijd: alles wat je aandacht geeft, groeit alleen maar.’
Ik lachte.
‘We moeten dit onderzoek doen voor de opleiding,’ zeiden ze.
De studentes zetten de bandrecorder aan en staken van wal. Sinds wanneer ik op dit eiland woonde – sinds anderhalf jaar – en waarom ik besloten had juist hiernaartoe te verhuizen?
‘Dit is natuurlijk niet je droom,’ zei ik. De studentes schudden hun hoofd.
‘Maar op een gegeven moment kom je hier vanzelf terecht.’ Ik keek ze aan. Op de achtergrond het jammeren van mijn jongste.
‘Gewoon iets harder praten,’ zei ik. ‘Ook dat went.’
‘Waarvan wordt u nou gelukkig?’
‘Wat bedoelen jullie?’
‘Nou, wat u nodig hebt om gelukkig te kunnen zijn.’
‘Wat ik nódig heb?’
‘Wat heeft u allemaal nodig om geluk te kunnen ervaren. Vijf dingen.’
‘VIJF.’
Het bleef een hele tijd stil. Zelfs mijn dreumes hield haar mond. Alsof ze het voorvoelde.
‘Misschien heeft u er nooit zo over nagedacht?’ opperden de studentes voorzichtig.
‘Als de kinderen ergens gelukkig zijn, ben ik het ook,’ zei ik. ‘Daar gaat het toch om in het leven?’ De bandrecorder liep. De studentes schreven het op. Daarna keken ze me weer aan. Nog vier dingen.
‘Goed, jullie overvallen me een beetje met deze vraag,’ zei ik.