Toen mijn dochter gisteravond haar fiets van het schoolplein ging halen, werd ze afgesneden door een man in een zwarte auto. Hij stapte uit met zijn broek open en liep op haar af. Mijn dochter is snel naar huis gefietst. Thuis vertelde ze trillend het verhaal. Het zweet stond op haar kleine neusje. Hoewel ik het gewone regionale nummer had gebeld, stond de politie binnen vijf minuten op de stoep. Mijn dochter vertelde dapper wat er was gebeurd. En mijn zoon die eerst nog praatjes had voor tien dat de politie op bezoek zou komen, bracht niet meer uit dan wat gemompel en staarde strak naar zijn voeten. Mijn dochter herstelde zich snel en na een half uurtje zat ze gezellig een potje te kaarten met haar broertje.
Toen ik na het vertrek van de politie door IJburg fietste, viel me op hoeveel zwarte auto’s er zijn. Maar ik bleef alert. Elke verdachte zwarte auto zou ik eens flink toespreken. Ja, daar opeens, stond een zwarte auto heel vreemd geparkeerd aan de kant van de weg. Ik fietste er naar toe, er zat een man in. Dit was heel verdacht, besloot ik. Ik fietste een rondje om de auto, bij wijze van intimidatie. Wat zou ik doen? De man de beuk geven? Uit zijn auto sleuren? Ik weet dat ik dat als karateka niet mag. Maar ik moest aan Oprah Winfrey denken in haar gevecht tegen de kilo’s. Zij verklaarde huilend op tv waarom ze niet meer naar Italië ging: “Waarom naar Italië gaan als ik toch geen pasta mag eten?” Zo dus, waarom zou ik vier keer per week afzien tijdens de training als ik toch niemand echt mag beuken?
Ik sprak mijzelf vermanend toe. Zo lossen we dat niet op. Nee, ik zou hem vernederen. Ik zou hem gaan uitlachen en hem toeroepen: “Dat jij die kleine pielemuis durft te laten zien, als ik jou was zou me HELEMAAL KAPOT schamen.” En dan zou ik hem misschien toch nog een kleine verwonding toebrengen, maar dan gewoon in de context van: hahaha, we slaan elkaar op de schouder, of net in de milt, het is om het even. Nee nee, sprak ik mijzelf opnieuw toe. Het moet veel beschaafder. Zoals: “Ik fotografeer mislukte dingen. Net als Arnon Grunberg raak ik geroerd door verval. Mag ik een foto maken met mijn telefoon? Even vastleggen die ellende.”
Ik keek naar binnen. Daar zat een man in die helemaal niet voldeed aan de beschrijving die mijn dochter had gegeven. Hij zat te bellen en naast hem zat een jongetje, zijn zoon hoop ik dan maar. Mijn moederadrenaline daalde en de psycholoog kwam tevoorschijn.
Ik weet, potloodventers zijn over het algemeen ongevaarlijk in die zin dat ze meestal geen lichamelijk contact verlangen. Zij plegen zogezegde ‘hands off’ delicten. Ze komen met hun handen nergens aan, in ieder geval niet bij het slachtoffer. Een potloodventer mag dan levendige fantasieën hebben over intimiteiten en seks, in het echt zijn ze er vaak een beetje bang voor. Als je de confrontatie zou zoeken en seks zou eisen vanwege zijn uitdagende gedrag, zou hij waarschijnlijk heel hard wegrennen. Ik zeg waarschijnlijk, dus een eventueel experiment is op eigen risico. Potloodventers zijn sociaal onhandig maar willen wel gezien worden. En als je gewoon met je kleren aan in de AH bij de bloemkool gaat staan, is er grote kans dat je straal genegeerd wordt. Hoe anders als je je broek naar beneden trekt in het openbaar. Ja ja, dan kijken ze wel. Sommige potloodventers raken opgewonden van de (schrik)reactie die hun exhibitionisme teweeg brengt. Andere menen dat hun apparatuur van zulke schoonheid en kwaliteit is, dat zij de wereld dit wonder niet willen onthouden en het wel moeten laten zien. Een soort zendingsdrang maar dan anders. In zijn dromen oogst deze exhibitionist pure adoratie van vrouwen of mannen die zich vervolgens niet meer kunnen beheersen. Een overdreven positieve of een juist erg negatieve reactie van het slachtoffer confronteert hem met de werkelijkheid. Exhibitionisten stoppen over het algemeen niet vanzelf met hun acties en soms wordt hun gedrag steeds vervelender en extremer. Het is dus van groot belang dat deze man snel wordt gevonden en hulp krijgt.