“In Oost moet iedereen zichzelf kunnen zijn” vindt de stadsdeelcommissie. Maar zover is het nog niet. Dus deden drie leden van de commissie onlangs vijf voorstellen om dit doel te bereiken. Of eigenlijk waren het er zes, want in een apart voorstel werd ook nog gevraagd om een regenboogzebrapad bij het Javaplein als “krachtig symbool” van de strijd tegen discriminatie van de LHBTQIA+-gemeenschap.
In de commissievergadering van begin oktober werden de voorstellen door de indieners (van GroenLinks, PvdA en D66) toegelicht, waarna de rest van de commissie zich in de volle breedte achter alle wensen en verlangens schaarden. Alleen DENK had nog wel een waarschuwing aan alle commissiecollega’s: zo’n regenboogzebrapad zou agressie kunnen oproepen in de Javapleinbuurt, een buurt waar sommige bewoners ook vinden dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn – met uitzondering dan van LHBTQIA+’ers.
Nadat de commissieleden zich hadden gewenteld in hun warme bad gevuld met eensgezinde dadendrang zette het bestuur van het stadsdeel de koude kraan wijd open. Het bestuur reageerde op elk van de voorstellen. De reacties liepen uiteen van ‘moeilijk want zo werkt het niet in de stad’, ‘zijn we al mee bezig’, ‘nemen we mee in het overleg met andere stadsdelen’ tot ‘het is beter dit niet alleen in Oost te doen maar in de hele stad’. En ook over het zebrapad bij het Javaplein was het bestuur niet erg enthousiast, onder andere vanwege “verkeerskundige problemen”. Als alternatief stelde het bestuur een “regenboogpad” voor, ook op het Javaplein, omdat de nieuwe uitbater van het daar gelegen café Badhuis onlangs had aangegeven “iets met diversiteit” te willen doen.
Bij de commissievergadering spraken de leden voor de derde achtereenvolgende keer uitgebreid over het (niet) jezelf kunnen zijn in Oost. Begin september gebeurde dat naar aanleiding van een bericht in Het Parool dat op basisscholen in Oost problemen waren met het vieren van Paarse Vrijdag (de tweede vrijdag in december, “de dag waarop schoolkinderen door het dragen van paars hun solidariteit kunnen tonen met lhbtq+-jongeren”), en eind september gaven de commissieleden hun advies over het door de stad ingebrachte Visiedocument Inclusie en Antidiscriminatiebeleid 2023–2026.
Deze visie wordt, na de inbreng vanuit Oost, andere stadsdelen en anderen, door de centrale stad omgezet in een “beleidskader” waar de gemeenteraad zich, als het goed is, nog dit jaar over buigt. Dit beleidskader is een vervolg op de “beleidsbrief Diversiteit en inclusiviteit” uit 2018. Deze brief had geen gebrek aan beleid en om het effect hiervan te meten had het gemeentebestuur “indicatoren” geformuleerd – bijvoorbeeld “meldingen over discriminatie”. De Amsterdamse Rekenkamer vroeg zich onlangs af hoe het eigenlijk zat met deze indicatoren. De conclusie: de indicatoren zeggen niets over de doelen, maken niet duidelijk wat de gemeente doet om discriminatie te verminderen, ze zijn niet betrouwbaar en niet goed te begrijpen.
Het aanleggen van regenboog(zebra)paden was in de beleidsbrief geen indicator voor succes van het antidiscriminatiebeleid. Maar al was dat wel zo geweest, dan nog zijn er steeds mensen die serieuze bedenkingen hebben bij de effectiviteit van zo’n maatregel. Of zoals het DENK-commissielid uit het Oost het verwoordde: “De problemen lossen we niet op met een zebrapad”.