In het profvoetbal is homoseksualiteit een beladen onderwerp. Uit angst voor reacties van het grote publiek blijven homoseksuele voetballers massaal in de kast. Of zijn voetballers simpelweg allemaal hetero, zoals ooit op televisie werd geroepen? Hierover bevraag ik Olmo van den Akker, al jarenlang middenvelder van WV-HEDW 4. Hij poseert met regenboogvoetbal op het hoofdveld. Van zijn moeder gekregen, zij werkt als coördinator diversiteit en inclusie bij de KNVB. Desondanks maakt Olmo geen big deal van zijn geaardheid: “Mijn seksualiteit is slechts een onderdeel van wie ik ben.”
Olmo werd zich bewust van zijn seksuele voorkeur toen hij in zijn tienerjaren verliefd werd op zijn beste vriend, tevens ploeggenoot. Van een coming-out in de kleedkamer was geen sprake: “Nee, dat vind ik ook onzinnig. Het gaat om seksualiteit en dat is totaal irrelevant voor voetbal, dus ik voelde me niet verplicht daar iets officieels over te zeggen. Langzaamaan is het bekend geworden bij de trainer en bij vrienden.”
René van der Gijp zei eens dat voetbal geen sport voor homo’s is en dat homo’s eerder kapper worden. Zolang niemand openlijk voor zijn homoseksualiteit uitkomt, beklijft dat beeld. Olmo weegt zijn woorden maar is toch uitgesproken: “Er worden grappen over gemaakt en dat is goed, denk ik. In mijn team worden ook grappen gemaakt, een teken van acceptatie. Ikzelf maak ook grappen, het is een dankbaar onderwerp. Het zou juist problematisch zijn als dat niet gebeurt, dan wordt het taboe, doodgezwegen. Wat Van der Gijp zei vind ik niet homofoob en alle heisa vind ik overtrokken. Hij heeft nul kwade intentie en daar gaat het om. En ik denk dat er inderdaad procentueel minder homo’s in het voetbal zijn. Waarom weet ik niet, misschien een cultureel dingetje. Prima toch.”
Zelden of nooit heeft Olmo zich onprettig bejegend gevoeld om zijn seksuele voorkeur. “Nauwelijks… hoogstens is er op straat eens wat geroepen. Toen bij het uitgaan jongens een keer liepen te provoceren, zei ik er wat van. Ik kan me moeilijk inhouden als iemand vervelend doet, maar dat is ook in het verkeer.” Hij lacht bij die laatste opmerking. Het klinkt of hij zijn seksualiteit niet tot een groot onderdeel van zijn identiteit heeft gemaakt? “Inderdaad. Ik denk dat het onhandig is om je daarmee volledig te vereenzelvigen, dat brengt je juist in een kwetsbare positie. Als iemand daarover vervelend doet, ben je meteen van streek. Als je jezelf wat breder en multidimensionaler ziet, raakt het je minder.”
Tenslotte belanden we bij de vraag wat er nodig is om homoseksualiteit in het profvoetbal uit de taboesfeer te halen. “Lastig, als je er nu voor uitkomt ben je de eerste, word je misschien een rolmodel zonder dat je dat wilt. Veel profvoetballers willen gewoon voetballen, zitten niet te wachten op zo’n mediahype. Toch verwacht ik dat het over ongeveer tien jaar een stuk meer genormaliseerd is.” Terwijl hij deze woorden uitspreekt, kwetteren vogeltjes in de bomen. Homoseksualiteit komt onder vogels veelvuldig voor, schijnt.