Midden in het Oosterpark, op een T-splitsing aan de vijver, staat een bronzen beeld beschut onder het goudkleurige loof van de bomen. Als je van een afstand komt aanslenteren ontvouwt zich een silhouet dat donker afsteekt tegen het wit schuimende water van de fontein. Het is De Bokkerijder van Gerrit Bolhuis (1907–1975).
Over de historie van de bokkenrijders doen uiteenlopende verhalen de ronde. Het zouden personen of geesten zijn die op de ruggen van bokken door de lucht vlogen op weg naar hun meester, de duivel. Volksverhalen en werkelijkheid vermengden zich in de achttiende eeuw toen rovende bendes onder de naam ‘bokkenrijders’ door de grensgebieden van Zuid-Limburg trokken.
De bokkenrijders werden keihard aangepakt, vergelijkbaar met de heksenvervolging. De meeste verdachten werden stevig gemarteld en na een bekentenis ter dood veroordeeld. Voor sommigen zijn de bokkenrijders slachtoffers, voor anderen gewetenloze criminelen. Voor mij zijn ze een herinnering aan mijn jeugd. De Bokkerijders vond ik destijds namelijk een van de meest intrigerende Suske en Wiske-titels.
Over De Bokkerijder van Bolhuis is weinig bekend. Het beeld ziet er in ieder geval vredelievend uit. Een jongen op blote voeten zit op de rug van een bok en kijkt een beetje dromerig opzij. Zijn benen bungelen boven de grond. Bolhuis wilde graag dat kinderen op de rug van de bok zouden gaan zitten en het beeld werd daarom midden in het Oosterpark geplaatst.
De Bokkerijder is waarschijnlijk geen verwijzing naar zijn roemruchte naamgenoten uit de achttiende eeuw. Het beeld is niettemin even mysterieus. Wat is het verhaal van deze jongen? Waarom zit hij op die rug? Waar denkt hij aan? De kinderen die op de rug van de bok gaan zitten zal het weinig boeien. Over twintig jaar hebben zij een fijne jeugdherinnering aan die zonnige herfstwandeling samen met opa en oma door het park.
Meer Kunst en Cultuur in Oost.