In de Oranjesluizen zijn detectiepoortjes geplaatst om te onderzoeken of de vispassage goed werkt. Er worden bijna duizend vissen gechipt om te kijken of en hoe de vissen de doorgang gebruiken.
Twee beroepsvissers hebben vanuit een bootje vlak bij de Oranjesluizen een groot net uitgegooid. Bij de vispassage wachten bioloog Rob Kroes (38) en een aantal biologiestudenten die hem bij zijn onderzoek helpen. Kroes promoveert bij de Universiteit van Amsterdam op de belemmering van vismigratie rondom het Markermeer. “De vispassage in deze sluizen is al in de jaren negentig aangelegd”, vertelt hij, “maar het is nooit goed onderzocht of hij wel werkt. De stroming is vrij sterk. We dachten dat niet alle vis er doorheen zou komen, maar de eerste resultaten laten zien dat de doorgang wel gebruikt wordt door vis.”
In januari begon Kroes met het vangen en zenderen van vis aan beide zijden van de Oranjesluizen. Alle soorten die worden gevangen, krijgen een chip. Het gaat voornamelijk om blankvoorn, brasem, snoekbaars, baars, winde, blei, roofblei, kolblei, dunlipharder en snoek.
De vispassage bestaat uit een betonconstructie in de sluis met twee gaten waar water doorheen stroomt. Bij de passage zijn antennes geïnstalleerd die de gechipte vissen registeren. Tot nu toe zijn er negentien gechipte individuen door de vispassage heen gezwommen. “We zien dat de vissen de passage vanuit beide kanten passeren. Ook kleine vissen zoals blankvoorn zwemmen tegen de sterke stroming in. De kleinste vis die we hebben gemeten is 18 centimeter.” Elke week bezoekt Kroes met zijn laptop de Oranjesluizen om informatie uit het datakastje uit te lezen.
De vissers komen met hun motorbootje aanvaren. In de boot staan vier grote teilen waarin het krioelt van de vis van uiteenlopend formaat. Kroes graait met zijn handen in het water en houdt een houting omhoog. De schubben glinsteren parelmoerachtig in het ochtendlicht.
Enkele vissen worden in een waterbak met verdoving geplaatst om gezenderd te worden. Binnen een paar minuten hangen ze ontspannen ondersteboven zonder nog een vin te verroeren. Eén voor één worden de verdoofde vissen langs een meetlat gelegd, gewogen en krijgen ze in hun onderbuik de transponder (een plastic buisje) geïnjecteerd. Vervolgens duurt het nog enkele minuten voordat ze in een ‘bijkom-bak’ weer bij bewustzijn komen en in het water worden teruggezet.
Uiteindelijk wil Kroes duizend vissen zenderen. Dat zou genoeg zijn om conclusies te verbinden aan het onderzoek naar de werking van de vispassage. Het project loopt nog tot juni 2020.
Foto, van links naar rechts: Ingeborg Mulder (Marien Ecoloog van Wageningen Marine Research), Bryan Korbeeck (stagiair UvA), Laura Lemey (stagiair WMR), Ymke Winkel (stagiair UvA), Rob Kroes (UvA), Aron Coffa (student UvA). Op de achtergrond achter de motor Bram van Wijk van Visserij Service Nederland en Koen van Linschoten. Eén vis is de groep opgevallen, die gaat de hele dag heen en weer door de passage. Ze hebben hem de bijnaam Gekke Henkie gegeven.