Ik ben opgetogen als een kind. Vandaag ga ik voor het eerst in lange tijd weer naar het museum. Het is relatief druk op de pont en ik nestel mij tegen een prullenbak om niet te dicht op de anderen te staan. De mensen om me heen staren zoals gebruikelijk in het niets of naar hun telefoon. Eén ding is echter geheel nieuw: het mondkapje.
De blauwe wegwerpkapjes voeren de boventoon, maar ik zie ook aardig wat gekleurde exemplaren, met decoratieve motieven. Op eentje staat in grote witte letters op zwarte stof Black Lives Matter! Het mondkapje is in korte tijd veranderd van een noodzakelijk kwaad tot een subtiel modeaccessoire en sterk expressiemiddel. Ikzelf heb wat moeite met ademen en vervloek mijn eigen kapje.
De ontvangst in het museum is allerhartelijkst. De kaartjesverkoper informeert vriendelijk of ik geen ziekteverschijnselen heb. Ze geeft me een button en een pennetje mee. “Met de button kunnen we in de gaten houden hoeveel mensen er binnen zijn, en met de pen kunt u de touchscreens aanraken.” De pijlen wijzen me de weg, langs de kluisjes en een zeeppompje, richting de trap naar de exposities.
In het Tropenmuseum is het aangenaam rustig. Op mijn gemak slenter ik door de tijdelijke exposities What a Genderful World en Bali: Behind the Scenes. De exposities zijn interessant, maar wat het meeste indruk maakt is de stilte. Het statige interieur lijkt nu extra tot zijn recht te komen. Adembenemend. Maar de herkomst van de pracht en rijkdom van het voormalig Koloniaal Museum zet natuurlijk ook wel aan tot denken.
In de brochure van het museum lees ik dat in de lichthal een ‘maakplaats voor mondkapjes’ wordt gerealiseerd. Van 4 juli tot en met 16 augustus kun je aanschuiven bij de workshops om een eigen twist aan het mondkapje te geven: ‘Wat wil je juist nu uitstralen en wat gebruik je daarvoor? Een woord, een print, een dier? Zeg het met je mondkapje.’