In de documentaireserie Klassen, nu te zien op televisie, worden leerlingen uit Amsterdam-Noord gevolgd in het jaar dat zij hun schooladvies krijgen. Een van de hoofdpersonen is een meisje dat door haar grootouders opgevoed wordt omdat de moeder worstelt met een alcoholprobleem. Het meisje wordt elke dag door haar opa opgehaald van school.
Op een scootmobiel voert de tocht door een typische arbeidersbuurt in Amsterdam-Noord, honderd jaar geleden aangelegd door een filantropische woningbouwvereniging. We zien lage gemetselde huisjes met rode dakpannen en poortjes in de stratenwand die voeren naar smalle achterstraatjes. De gevels zijn deels afgewerkt met overnaadse houten geveldelen, in een stijl die verwijst naar de landelijke bouwstijl van Waterland. De camera legt prachtig vast hoe het meisje met haar opa de dagelijkse route naar huis volgt.
Op een grijze dag zien we ze op de rug, langzaam voortbewegend door het buurtje. Opeens doemen op de achtergrond twee hoge torens op in de mist! Ik ben geïntrigeerd. Ik heb de torens eerder gezien vanaf de ringweg, maar ik ben nooit dichtbij geweest. Op een regenachtige dag rijd ik er op gevoel heen. Aangekomen aan de voet van de torens ontdek ik dat er nog een paar halfhoge woongebouwen omheen staan, en dat er een heel winkelcentrum zit, met alles erop en eraan. Gall & Gall, Etos, een oliebollenkraam, veel kerstbomen, veel geparkeerde auto’s. Veel baksteen ook.
Overal waar je kijkt, zie je baksteen in verschillende tinten rood, bruin en geel. De strakke straatklinkers zijn roodbruin, de gevels van de torens hebben een kleurverloop dat gaat van donkerbruin aan de voet, lichtbruin in het midden, naar wit aan de top. De kleur van de gevelsteen verspringt per laagje van 50 cm hoog, waardoor het beeld van een gigantisch stuk Engelse drop ontstaat. De ramen zijn klein in relatie tot het oppervlak aan metselwerk, waardoor de gebouwen een massieve indruk maken. De hoogste torens worden naar boven toe smaller doordat de gevel op twee hoogtes een stuk naar achteren springt.
De combinatie van kleurgebruik en massieve, getrapte gevel doen mij ver weg denken aan woestijnarchitectuur uit het Midden-Oosten, neem de 16de-eeuwse stad Shibam in Jemen. Ik weet niet direct wat ik van deze architectuur moet vinden. Gewaagd om deze woestijnkleuren zo toe te passen in een Noord-Europese stad, dat is mijn eerste indruk. Van een afstand vond ik de hoge gebouwen intrigerend, met de subtiel getrapte gevels en het kleurgebruik waardoor de top lijkt op te lossen in de wolken. Maar van dichtbij overheerst de roodbruine baksteen en is er opvallend weinig groen te zien.
Wat zeker niet helpt, is de onrustige stedenbouwkundige setting van het complex, waarbij de gebouwen en straten in een hoek van 45 graden ten opzichte van elkaar gelegd zijn. En dat in een wijk waar de huizenblokken, conform het moderne ideaal, netjes in een rechthoekig grid gebouwd zijn. Het ontwerp van het Waterlandplein is een samenwerking geweest tussen drie gerenommeerde architectenbureaus. Maar hier zie je dat een samenwerking van drie op zich goede ontwerpers niet automatisch leidt tot een geslaagd resultaat. In onze familie zeggen wij, als we gezamenlijk in de auto zitten en zoiets tegenkomen: ‘Hier is iets faliekant misgegaan!’
Reacties naar jved@dorensarchitects.nl