De Jas

‘Vroeger had je hier Ajax, nu wordt er gehockeyd’

Eric Smit (1967) is het boegbeeld van Follow The Money, een platform voor hoogstaande, diepgravende financiële journalistiek. Als voormalig professioneel squasher (bijnaam: ‘Het Hijgende Hert’) gewend om klappen te incasseren en uit te delen. Smit is auteur van drie succesvolle boeken en woont met zijn vriendin en twee dochters al veertien jaar aan de Hogeweg.

Wat is de Watergraafsmeer voor buurt?
Het is een witte enclave, waar de oudere mensen die er geboren en getogen zijn langzaam zijn vervangen door bakfietsmensen. Er wonen veel creatieve lui: acteurs, performers, journalisten en schrijvers. Ik snap wel dat het een gewilde buurt is met mooie plekken als park Frankendael op loopafstand.

Voel je je opgenomen?
Ik ben geworteld in Oost. Dat heb ik ook nodig, het gevoel dat ik ergens thuis hoor. Ik ben heel erg van het praatjesmaken en groeten. Ik hou van vaste adresjes. Zo ga ik altijd naar Primera aan de Middenweg voor tijdschriften, kranten of een praatje. Bij de kaaswinkel – Gewoon Kaas! – weten ze zelfs wie mijn moeder is. “Je moeder was er gisteren weer,” zeggen ze dan als ze een dag eerder op de kinderen heeft gepast. Tegenover mijn huis zit Dave Haircreations, een wat extravagante kapper, die doet al jaren mijn haar. Ik verkeer in goed gezelschap: Klaas Knot, de directeur van De Nederlandsche Bank, gaat er ook naartoe. De wijn koop ik op de hoek van de straat bij Pieksman, biologische wijn natuurlijk, zo’n buurt is het wel. Eigenlijk doe ik alles binnen een straal van driehonderd meter van mijn huis.

Uit eten?
Bij La Teatina Ristorante Italiano, ook aan de Hogeweg. Dat is nog een echte Italiaan, geen Turkse Italiaan. Ze hebben er ook geen pizza-oven, maar gewoon authentieke gerechten. Een beetje jammer van het systeemplafond. Qua inkopen blijf ik mijn buurtje lekker trouw. De kinderen ook trouwens. Die zijn nu twaalf en hangen in winkelcentrum Oostpoort bij de H&M en vooral Coolcat.

Uitgaan?
Nou ja, uitgaan… Je kunt hier in de buurt prima terecht. Ik begin meestal in Elsa’s café, van oudsher een Ajax-café. Ik ben geen Ajacied, ik ben voor PSV. Die liefde is in mijn jeugd ontstaan toen het fantastische elftal met Willy van der Kuijlen, Huub Stevens en Jan van Beveren in 1978 de UEFA-cup won. Als PSV’er is het natuurlijk heerlijk om daar – zoals twee weken geleden – te zitten als PSV in de Arena wint. Na Elsa’s kun je door naar Ruk en Pluk, een leuke gaytent met de meest lelijke inrichting van Amsterdam. Als je daarna nog niet genoeg hebt gehad, en heel laag wilt gaan, is er altijd nog barretje Newton in de Newtonstraat. Ze gaan daar tot een uur of vijf door en het publiek bestaat uit een bonte mix van mensen die in VAK410 zitten, leden van de mocromaffia en hoeren die ergens in de jaren tachtig achter de ramen hebben gestaan. Wie niet weet wat ze met multiculturele samenleving bedoelen moet daar eens gaan kijken.

Heb je veel contact met je buren?
Er is hier een hecht buurtgevoel, dat krijg je automatisch als je een heleboel ‘dezelfde mensen’ op een kluitje zet. Mijn buurvrouw, oma Imi, is nog een authentieke Amsterdamse. Mijn kinderen gingen toen ze klein waren via de achtertuin bij haar op bezoek. Zo hield ze een oogje in het zeil. Ze heeft hele verhalen over hoe de buurt vroeger was. Op Koninginnedag zit ik de hele dag drinkend voor de deur. Dan komen er heel veel mensen aanwaaien en soep eten. Bij hockeyclub Athena, waar de meiden op zitten, is het ook heel gezellig. Dat is een van de snelst groeiende hockeyclubs van het land. Eigenlijk is daarmee ook het verhaal van de Watergraafsmeer verteld. Vroeger had je er Ajax, nu wordt er gehockeyd.

Lees ook anderen Cecile Koekkoek en Jelle Brandt Corstius in De Jas.