De veranderende stad - van IJ tot Z

Van stadsdelen naar succesdelen: ‘Nu staan ze vooral met de ruggen naar elkaar’

Op 16 maart gaan we naar de stembus voor de gemeenteraadsverkiezingen. Gelukkig kiezen we niet langer een ‘stadsdeelraad’ – dat zou de bestaande tweedeling tussen stadsdelen nodeloos uitvergroten.

Er was een tijd, niet eens zo lang geleden, dat lokale verkiezingen in Amsterdam echt klein waren. Behalve de gemeenteraad kozen we ook een deelraad. Dit begon in 1981 als experiment in Noord en Osdorp. Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar in die jaren was er een soort exodus uit onze stad. Amsterdammers verlieten bij duizenden hun bovenwoning voor een huis-met-tuin in Hoofddorp, Purmerend of Almere. De oude stad verkrotte en werd gevuld met studenten en krakers. Naoorlogse buitenwijken kregen ‘gastarbeiders’ als nieuwe bewoners. 

Stadsdelen
Na het experiment in Noord en Osdorp, schoten de stadsdelen als paddenstoelen uit de grond. Zestien stuks maar liefst. Het was in de eerste plaats politieke decentralisatie, maar bracht ontheemde wijken tevens een hernieuwd thuisgevoel. Oost werd in tweeën opgedeeld: noordelijk kwam Zeeburg, zuidelijk Watergraafsmeer. In dat laatste stadsdeel groeide het Oosterpark – met Tropenmuseum en het voormalig kloosterkerk-Sleep-inn-complex – al snel uit tot bloeiend cultureel gebied. Stadsdeel Zeeburg transformeerde de failliete Havens Oost tot de eerste transformatiewijk nieuwe stijl. Industrieel erfgoed werd niet gesloopt maar herbestemd tot horeca, winkels en culturele voorziening. In de slipstream van deze transformatie werd de afgegleden Indische Buurt gerevitaliseerd. 

Afgeschaft
Bij de schaalvergroting van 2010 fuseerden Zeeburg en Watergraafsmeer tot stadsdeel Oost. In 2014 zijn alle stadsdelen door Den Haag afgeschaft vanwege de beëindiging van deelgemeenten. Terugkijkend lijkt Oost als stadsdeel een succesverhaal – al is het succes vast niet louter toe te schrijven aan een kwart eeuw gefocuste aandacht. Feit is dat Oost van een verpauperd woonwerkgebied uitgroeide tot een rijk stuk stad. Anno 2022 zijn er drie NS-stations, de hoogste kantoortorens van Amsterdam, een flink aantal hoger onderwijsinstellingen plus ’n sciencepark. Enkele woonwijken horen tot de meest exclusieve van de hoofdstad en van de negentien Amsterdamse ‘ontwikkelbuurten’ liggen er nul in Oost. 

Toch houd ik geen pleidooi voor de terugkeer van stadsdelen met een politiek mandaat. Prima dat we nu volstaan met een dienstenloket en een ambtelijk adviserende bestuurscommissie. Stadsdelen met politieke macht zouden al te krachtige bolwerken worden. Waar de stadsdeelraden veertig jaar geleden wat besmuikt voor hun belang opkwamen, vragen mondige buurtgroeperingen en belangenpartijen – vaak met hoogopgeleide professionals aan boord – ook zonder politieke macht al effectief aandacht. Anders dan veertig jaar geleden is de aard van hun bijdrage nogal conservatief en protectionistisch. 

Succes delen
De komende jaren is het voor Amsterdam juist belangrijk dat sterke en zwakke stadsdelen (en aangrenzende gemeenten) hun successen en problemen uitwisselen. Als Noord een eeuwigheid strijdt voor een brug over het IJ, is het absurd dat men in Oost de krachten bundelt om deze verbinding tegen te gaan. Dat Oost de Hogeschool uit Diemen wegtrekt naar een onbereikbare plek op Zeeburgereiland is onsympathiek. Cruquiuseiland omvormen tot superluxe woonbastion is een segregerende ontwikkeling als je weet dat Zuidoost overloopt van de armoede-enclaves. Beter is het Oost fysiek en sociaal te verbinden met haar omliggende stedelijke kernen. Wat zou het mooi zijn als het sterke Oost de komende jaren Noord, Zuidoost, Diemen en Duivendrecht empowert – nu staan ze vooral met de ruggen tegen elkaar. Ik hoop dat een nieuw college muren breekt en bruggen slaat. In 1981 was het belangrijk stadsdelen op zichzelf te laten focussen, in 2022 gaat het erom dat juist niét te doen.