Min of meer per ongeluk belandden mijn vriend en ik laatst in een veel te hip restaurant aan de oostkant van het centrum. Er waren mensen met onbegrijpelijke kledingcombinaties, er was natuurwijn, er was harde muziek en er was ijs van bloemkool. Van dat laatste keek ik niet per se op: ik had dit jaar al ergens ijs van spinazie en ijs van mais voorgezet gekregen.
Wie net als ik opgroeide in de jaren tachtig of daarvoor, kent de bloemkool vooral in de hardnekkige combi met fletse kaassaus. Terwijl er zoveel meer eer aan te behalen valt. Je kunt ’m bijvoorbeeld in z’n geheel roosteren op de barbecue, fijnmalen tot couscous of verwerken in zelfgemaakte piccalilly. Of – tip voor mensen met minderjarig eetpubliek thuis – frituren voor een krokant korstje. Fris sausje erbij, klaar ben je.
Bloemkoolbeignets met yoghurtsaus
Nodig voor 4 eters:
5 eetlepels Griekse yoghurt
sap en rasp van 1 (bio) limoen
1 theelepel gemberpoeder
1 kleine bloemkool of een restje
90 gram zelfrijzend bakmeel
1,5 eetlepel gerookt paprikapoeder
1,5 eetlepel komijnzaadpoeder
2 kleine eieren
150 ml karnemelk
zonnebloemolie
zeezout
Bereiding:
Maak eerst de dipsaus: meng de yoghurt met limoensap en -rasp, en gemberpoeder. Breng op smaak met zout en peper en zet de saus koud weg.
Snijd de roosjes van de bloemkoolstronk, kook ze 3 minuten in gezouten water, giet af en laat goed uitlekken. Meng het zelfrijzend bakmeel met de paprikapoeder, komijnpoeder, peper en zout. Meng dan de eieren en karnemelk erdoor en roer even met een garde. Verwarm in een diepe koekenpan of wok 2 cm hoog de zonnebloemolie tot ongeveer 180 graden. Dat kun je testen door een houten lepel in het vet te zetten. Verschijnen er luchtbelletjes rondom de lepel, dan zit je goed. Haal de bloemkoolroosjes door het beslag en laat ze per 4 stuks in de hete olie vallen. Bak ze in 1,5–2 minuten rondom bruin. Keer ze halverwege om. Laat ze uitlekken op keukenpapier. Bestrooi met wat zeezout en dien meteen op.