De veranderende stad - van IJ tot Z

Mooi bouwen – maar wat is dat eigenlijk?

Onlangs nam de gemeenteraad een motie aan over stedenbouwkundige kwaliteit. De Stopera moet formuleren wat mooi bouwen is. 

Nota bene een van de kleinste fracties uit de raad – CDA – agendeert dit vraagstuk. Niet helemaal zonder vooringenomenheid, blijkt uit een interview in Het Parool. Hierin vertelt Diederik Boomsma hoe belangrijk ‘mooi bouwen’ is. 
“We moeten af van het taboe op decoratieve elementen. Handhaaf principes waar mensen al eeuwen gelukkig van worden,” aldus Boomsma. Even later staat hij vol afschuw stil bij een hoekig modern gebouw aan een straat waarin ook negentiende-eeuwse huizen staan. Hij geeft alvast een voorzet aan het gemeentelijk schoonheidspostulaat: een gevel met een herkenbaar gezicht, reliëf én versiersels. De CDA’er is liefhebber van oude panden met houten erkers en decoratief houtsnijwerk. 
Boomsma’s pleidooi bereikt z’n apotheose in de Spaarndammerbuurt met de architectuur van de Amsterdamse School. Mooie nieuwbouw hoeft niet duur te zijn, zegt hij, wijzend naar het vrij recent opgeleverde appartementencomplex Spaarndammerhart. 

Hetze
In stedenbouwkundig Amsterdam is iets aan de gang. Zoals Boomsma zijn er steeds meer invloedrijke politici, architecten en instellingen die de stedenbouw van de Amsterdamse School en de decoratieve stromingen uit eerdere tijdperiodes superieur vinden. Zij zijn voorstander van nieuwbouw met gesloten bouwblokken in sierlijke retrostijlen. Tevens voeren ze een hetze tegen modernistisch bouwen. Straatwanden van glas, beton, functionalisme en brutalisme moeten worden uitgebannen. 

Op 23 juni verschijnt mijn boek Op een dag in Nieuw-West. Daarin onderzoek ik op welke wijze de stedelijke vernieuwing van de Westelijke Tuinsteden tot nu toe is aangepakt. Nieuw-West, het gebied met het grootste ensemble De Stijl van Nederland, lijkt slachtoffer van ‘stedelijke vernieling’. Het licht-lucht-en-ruimte-adagium met z’n uitgedachte licht- en zichtlijnen wordt aangetast door grootschalige sloop. Het modernistisch ensemble wordt beetje bij beetje overschreven met nieuwbouw die de uitgangspunten van het modernisme attaqueert. Waar de open stroken ooit zorgvuldig zijn geplaatst, staan inmiddels gesloten bouwblokken met bakstenen poorten, fin-de-sièclegevels en vooral veel spiksplinternieuwe Amsterdamse School. Ik waardeer dit neo-expressionisme in oude stadswijken, maar in de Westelijke Tuinsteden lijkt het een affront tegen functionalisme. 

Traditionalisme en modernisme 
Je zou het een stijlbreuk kunnen noemen. Traditionalisme en modernisme zijn lastig met elkaar te verenigen – maar het een is niet bewijsbaar beter of mooier dan het ander. Beide verdienen hun plek, maar niet per se naast elkaar. De discussie die Boomsma aanzwengelt is daarom belangrijk, al moeten we alert blijven op zijn voorkeur voor decoratieve frutsels. 
Misschien kunnen we het erover eens worden dat ‘onbedoelde stijlbreuk’ doorgaans slecht uitpakt. Het inmiddels gesloopte Maupoleum in de Jodenbreestraat tegenover het Rembrandthuis was voor vriend en vijand geen goed gebouw op die plek. Op dezelfde manier detoneert het belle-époquedorpje Noorderhof van retroarchitect Krier aan de noordkant van de Sloterplas. Op IJburg lijkt een dergelijk Anton Pieckbuurtje me trouwens ook geen aanwinst. 
Ik vertrouw erop dat de stedenbouwkundige visie niet uitmondt in een heiligverklaring van één stroming. Het zou goed zijn als de aanwezige dominante ensembles van een stadsdeel of buurt het uitgangspunt zijn. Respect voor de stedenbouwkundige context en stijlcongruentie met het plaatselijke ensemble, dat snijdt hout.