Arno Cowan (Haarlem, 3 augustus 1961) runt kaaswinkel Kaas en Zo aan het Christiaan Huygensplein. Hij is een atypische winkelier. Hij staat er niet om de klant te pleasen, het eigen welbevinden staat voorop. Iedere dag schrijft hij een gedicht dat hij voorleest aan klanten van wie hij denkt dat ze het waarderen. Cowan is ook auteur van de dichtbundel Debuut (verkrijgbaar via boekwinkeltjes.nl) en De slaapwandelaar, een roman over de oorlog tussen de rode bosmier en de houtworm, waarvoor hij nog geen uitgever heeft gevonden.
Kaas en Zo.
“Kaas en Zo is een organisatie, een keten. Ik ben begonnen bij een vestiging in Leidschendam, ik zat daar inpandig bij een slager. Het waren types van de Haagse markt, dat klikte niet met mijn persoontje. Nederland is opgesplitst in verschillende provincies, ik denk dat dat niet voor niets is. Ik heb aangekaart dat ik er weg wilde en toen kwamen ze in het jaar 2001 met deze vestiging.”
Wat trof je aan?
“Een plein met mogelijkheden. Leuke winkeliers, de een wat leuker dan de ander. Wat hier ontbreekt is een slager. Ik was gewaarschuwd voor deze buurt, vond het zelf ook eng. Achteraf durf ik te stellen dat het publiek in Leidschendam oneindig veel ingewikkelder is dan dat in de Watergraafsmeer. Ik voel me thuis onder dit volk. Waarom? Omdat het net als ik creatievelingen zijn. Ze werken veelal in de media, wij begrijpen elkaar. Ik denk dat zij ook blij zijn dat ze geen typische middenstander achter de toonbank aantreffen. Mensen onthouden mij. Ik heb een typische snuit, altijd al gehad.”
Je woont in Uithoorn, zou je niet in de Watergraafsmeer willen wonen?
“Van z’n levensdagen niet! Ik ben een dorpse jongen. Alles zit me hier veel te dicht op en boven elkaar. Ik haat hoogbouw. Ik haat drukte.”
In je winkel is het toch niet druk?
“Gelukkig niet! Laat mij lekker in mijn waarde, ik vind het prima zo. De winkel is maar van zeven uur ’s morgens tot acht uur ’s avonds mijn leven. Ik ben niet geboren om te dienen. Als ik ’s avonds de deur achter me dichttrek laat ik de kazen heel ver achter me. Dan is het tijd voor Arno. Arno is altijd zichzelf. Ook in de kaaswinkel. Zoals ik nu met jou praat ben ik thuis ook, soms ben ik rustig, soms doe ik druk. Ik hou geen rekening met andere mensen. Ik ben zoals ik ben. Er zijn klanten die dat waarderen, maar er zijn ook mensen die dat niet trekken en die lopen dan met een grote boog om deze winkel heen. Ik ben niet het type ondernemer dat klanten naar binnen wil lokken om maar wat te verkopen.”
Jij blijft jezelf.
“Ik blijf absoluut mezelf. Anders zou ik een acteur zijn en ik heb de toneelschool niet gedaan. Als jij me op zondagavond opbelt om over kaas te praten gooi ik de hoorn op de haak.”
Eet je wel veel kaas?
“Af en toe, niet overdreven veel. Ik ga bijna nooit naar vergaderingen met andere middenstanders, wel naar het overleg met de directeuren van andere Kaas en Zo-vestigingen. Ik denk dat ik van dat gezelschap het minste kaas eet.”
Welke kaas eet jij het liefst?
“Ik verkoop veel graskaas, maar ik eet boeren klassiek belegen, dat is de topper uit het assortiment. Wat ze in deze buurt goed begrijpen is dat je voor goede kaas niet naar de supermarkt moet. Dat is waterkaas, puur gemaakt voor de winstmarges. Ik weet dat, want ik heb een supermarktverleden, ik heb mijn creatieve ik jarenlang onderdrukt.”
Want eigenlijk ben jij een dichter en schrijver.
“Ik ben een creatieveling. Ik ben ook linkshandig. Als je mijn hoofd openmaakt zie je een creatief brein. Mijn opa had dat als eerste in de gaten. Toen ik negen was begon ik met tekenen en had ik de kans om naar Amerika te gaan. Mijn opa was directeur bij de tekenstudio’s van MGM, die wilde me graag daarnaartoe halen. Maar mijn moeder zei ‘nee’.”
Hoe had je leven er dan uitgezien?
“Dan had ik waarschijnlijk getekend voor Walt Disney, een groot huis en een Amerikaans gezin gehad. Nu wordt het Frankrijk in een stacaravan, waarschijnlijk alleen. Ik heb een talent om de zaken te zien zoals ik ze wil zien. Als ik achter mijn notenbar sta en uitkijk over het Christiaan Huygensplein, dan zie ik een plein met Franse allure. Alleen de fontein ontbreekt. Over een paar jaar emigreert deze jongen naar Zuid-Frankrijk. Dan zien ze me hier nooit meer terug. Als Arno wat zegt doet hij dat ook. De familie weet ervan: als ik onverwachts kom te overlijden moeten ze me uitstrooien in Zuid-Frankrijk.”
Wat is je laatste gedicht?
Niet alles is van hout
De zon de maan
Samen soms
Net een tropisch regenwoud
Niet alles van glas
De verf een traan
Een verleden
Die niet was
Niet alles is geloof
ongeloof is er niet
Voor de doven ben ik blind
Voor de zienden ben ik doof
Niet alles is van hout
Toch is er iets in mezelf
Een eindeloze gedachte
Die van me houdt
Meer De Jas lees hier.