We aten bij het Huis met de Pilaren in Bergen. Jacques Brel trad er in 1964 op, het was niet helemaal zijn ambiance. Geschreeuw, gedoe.
Michel van café-restaurant De Avonden en zijn vriendin en een vriend en diens vriendin zaten er ook. De obers leidden de andere gasten maar vast om.
‘Horeca-beleefdheid.’
Die vriend was groot geworden met dekbedovertrekken op de markt. Hij schreeuwde naar onze tafel: ‘Ik zeg eerlijk dat ik in de eerste plaats aan mezelf denk, ik kan mezelf aankijken in de spiegel.’
Zijn vriendin knikte, ze kende de filosofie.
‘Dan nog even over dit dorp,’ riep het dekbedovertrek, ‘het is leuk, maar het is geen Amsterdam. En ook geen Amsterdam-Oost. En ook geen Betondorp. Met regen blijft er niets van over.’
De week erop ging de zon schijnen.