Wim Janssen is een dubbeltalent. Als hij niet drumt maakt hij met uitzicht op het Amsterdam-Rijnkanaal prachtige schilderijen.
We spreken hem in zijn atelier annex repetitieruimte aan de Zuiderzeeweg, net over de Amsterdamsebrug, pal tegenover Eiburgh Snacks, de plek waar je volgens kenners de beste patat van Amsterdam kan halen. We worden welkom geheten in een loods waar het vol hangt met eigen werk. Rechts in de hoek staat een drumstel en op tafel liggen exemplaren van het stripboek Kant noch wal, gemaakt tijdens corona.
“Deze ruimte kregen we van de gemeente in 2001,” zegt Janssen. “Met andere kunstenaars zaten we in een oude douaneloods in West. Toen ze daar gingen bouwen hebben ze ons dit toegewezen en het is een ideale plek. We zijn vooral bekend door de prachtige lampenwinkel van Brilman Design.”
Hier schilder je dagelijks?
“Zeker. En ik drum er ook. Maar nooit tegelijk. Als ik binnenkom en ik ga schilderen, dan blijf ik dat de rest van de dag doen. Dat geldt andersom ook. Nu heb ik een paar optredens staan en dan zijn er dagen dat ik alleen maar achter het drumstel zit. Dat heeft met een bepaalde concentratie te maken en dat je wilt doorgaan.”
Hier hangen tientallen schilderijen van je. Hoe omschrijf je jouw stijl?
“Figuratief wordt het wel genoemd. Deze schilderijen zijn ontstaan vanuit het tijdens corona tekenen van die strip Kant noch wal. Allemaal kleine gebeurtenissen, observaties die ik gedaan heb op weg naar mijn plaats van bestemming. Door corona moesten we allemaal thuisblijven en voor het eerst ben ik niet hier in mijn atelier maar thuis gaan tekenen. Dit hele boekje is eigenlijk een grote improvisatie en dat is weer een overeenkomst met hoe ik drum. Ik ga zitten, tik af en begin te spelen zonder dat ik weet waar ik uitkom.”
Leg eens uit?
“Bij improvisatie jazz weet je niet wat je gaat doen. Het is als een gesprek, iemand vertelt wat en een ander reageert erop, en als je lekker speelt dan krijg je echt een eenheid. Ik zit in verschillende groepen, onder meer met mijn broer Guus die piano speelt. De muziek die we maken is echt iets voor de liefhebber. Sinds corona hebben we niet meer gespeeld en ik heb dat enorm gemist. Voor het publiek heeft kijken naar muziek die je niet kent iets magisch. Voor muzikanten geldt dat ook. Natuurlijk kunnen we hier spelen, maar met publiek is het toch anders.”
In 1969 verhuisde je van Heiloo naar het centrum van de stad, je woont nu vijf jaar in Oost.
“Ik woon in de architectenbuurt, de wijk ingeklemd tussen de Indische Buurt en de Oostelijke Eilanden. Als ik door de straten loop, moet ik altijd denken aan Nescio. Hij speelde als kind op een veldje waar nu de Roomtuintjes zijn en ging naar school in waar nu Bar Botanique zit. Daar zat namelijk de gymzaal van de Commelinschool.”
Wat vind je van Oost?
“In een woord geweldig. Het is stil, ik heb geen verkeer voor de deur en de buurt is aangenaam divers. Ik kwam altijd al bij Kapsalon Java op het Javaplein en als ik me had laten knippen, deed ik meteen even inkopen. Nu woon ik er en struin ik door de straten, loop even langs de groenteboer Naweed in de Molukkenstraat en kijk ik bij andere winkels. Het leuke is dat de buurt niet heel erg is veranderd en zijn eigen karakter heeft behouden.”
Waar zit je graag aan de bar of eet je wat?
“Loop de Javastraat in en je hebt keuze genoeg. Vroeger ging ik altijd speciaal naar de Kloveniersburgwal om een ijsje te halen bij Tofani, maar ik ben erachter gekomen dat het ijs bij IJs van Oost nog lekkerder is. Als je daar in de avond een hoorntje bestelt en je loopt wat rond, dan waan je je even in broeierig Napels. Eten kan je heerlijk bij Sham Oost, een Syrisch restaurant op de Borneosteiger. Het restaurant ligt in het water en de keuken lijkt erg op de Turkse en Marokkaanse. De sfeer is er alleen anders. Ik vind dit soort plekken echt een verrijking voor de buurt.”
Je geheime plek?
“Achter het badhuis heb je een klein koffiewinkeltje, Qahwa d’Or, met heel veel soorten koffie en thee. Dat kan je ook ter plekke opdrinken en er werkt heel vriendelijk personeel. Ik heb er zelfs een keer geëxposeerd. Ik was er aan het koffiedrinken en zag dat er verschillende doeken hingen. Ik vroeg toen of ik mijn werk mocht ophangen en dat vond hij een goed idee.”
Als je de stad uit gaat, waar ga dan naar toe?
“We hebben een zomerhuisje bij het Kinselmeer, tussen Uitdam en Durgerdam, op een halfuur fietsen van de stad. Je kan er heerlijk een boekje lezen met uitzicht op het water. Laatst heb ik daar Titaantjes herlezen. Dat kan je blijven doen. Zoals je een schilderij talloze malen kunt bekijken, zo ontdek je ook bij Nescio steeds wat nieuws.”