Het duurde lang voordat Eva Posthuma de Boer (1971) wist wat ze wilde. Na een tumultueus horecabestaan begon ze haar carrière als zakelijk leider bij Toomler/Comedytrain en was ze uitvoerend producent voor theatergroepen als NUHR en De Ploeg. In 2007 verscheen haar debuutroman Eindeloze dagen. Ondertussen heeft ze een tweewekelijkse kookrubriek in Het Parool en is een vierde roman in de maak. Nu durft ze zich eindelijk schrijver te noemen. “Ik denk dat ik er niet meer omheen kan.”
Als kind van fotograaf Eddy Posthuma de Boer en operazangeres Henriette Klautz ben je opgegroeid in artistieke kringen. Is een creatief beroep dan onvermijdelijk?
“Van mijn ouders heb ik wel een enorme behoefte aan vrijheid meegekregen: ik kan niet voor een baas werken. Als theaterproducent werkte ik in het begin ook voor een baas en werd ik in een keurslijf gedwongen. Soms was ik een uurtje later op mijn werk, niet omdat ik lui ben, nee, omdat ik de avond daarvoor tot één uur ’s nachts had doorgewerkt. Dat werd dan met wantrouwen ontvangen. Dat vind ik zo beledigend. Ik ben namelijk een harde werker en een perfectionist, op het vervelende af.”
Het schrijverschap kwam min of meer toevallig op je pad?
“Op mijn zevende kreeg ik mijn eerste dagboek. Alles wat ik meemaakte schreef ik op en dat doe ik nog steeds. Ik heb altijd schrijvend geleefd.” Diepe zucht: “Ik ben bang dat het onvermijdelijk is. Toen ik met Sanne Wallis de Vries Rinus aan de rekstok (brieven- en interviewboek, red.) maakte, vroeg mijn redacteur of ik wel eens had nagedacht over een roman. Ik voelde me heel erg gevleid en dacht vervolgens: maar waarover dan! Toen heb ik heel lang gekauwd op een idee en dat werd Eindeloze dagen. Ik ben er niet heel trots op.”
Wat had je anders willen doen?
“Ik denk niet dat ik het anders had kunnen doen. Toch is het een belangrijk boek voor me geweest. Ik trouwde met Frank (Lammers, red.) en hij kwam niet uit Amsterdam, maar uit Brabant. Door hem leerde ik veel mensen kennen die niet in Amsterdam waren opgegroeid. Ze zeiden allemaal: ‘Wat heb jij het toch makkelijk gehad. Jij bent hier geboren. De wereld lag aan je voeten. Wij hebben de rivieren helemaal moeten oversteken.’ Ik wilde schrijven over mensen die in een grote stad opgroeien en die díe strijd aan moeten gaan. Ik had een ander slot moeten schrijven, maar ach, ik was jong en had haast.”
Is die haast nu verdwenen?
“Ja, nu kan het me allemaal niet zoveel meer schelen. Die haast was belachelijk: ik legde mezelf dingen op als: voor mijn veertigste moet ik mijn derde boek af hebben. Voor wie? Als je een roman schrijft ben je niet meteen schrijver. Dat moet je worden. Ik wilde het metier ontdekken. Daarom heb ik drie heel verschillende romans geschreven. Ik leg mijzelf opdrachten op. Mijn tweede roman Lichthart is erg fictief en verhalend, mijn derde roman De Comedy Club is veel sneller, rauwer en vanuit vier verschillende perspectieven geschreven. Ik wilde de vervlakking van mijn generatie voelbaar maken met de snelheid van de taal.”
Ben je gevoelig voor kritiek?
“Ik heb een keer een slechte recensie gekregen. Die was geschreven door een heel jong meisje en haar analyse klopte gewoon niet. Dat frustreert me dan even, maar ik lig er verder niet wakker van. Tijdens het maakproces vind ik tegengas heel belangrijk, maar als het af is, heb je er niet zo heel veel meer aan. Laatst schreef ik voor mijn kookrubriek in Het Parool een verkapte recensie over een slecht restaurant. Er volgde een briefwisseling met de eigenaar. Ik dacht: je kunt nu wel klagen, maar jij kunt je keuken nog aanpassen door beter te gaan koken! Kunst is gewoon wat het is. Je kunt de geportretteerde moeilijk achteraf nog een hoedje op zetten.”
Kunnen jullie nog rustig over straat nu jij om de week in Het Parool staat en je man ieder reclameblok te zien is in de Jumbo-reclame?
“Frank kan niet meer veilig over straat en ik word soms herkend in de supermarkt. Dan komt iemand zo’n beetje onopvallend achter je staan en zegt: ‘Ik heb laatst je recept gemaakt en ik vond het zo lekker.’ Dat vind ik leuk om te horen.”
Soms mis ik de anonimiteit van het centrum in Watergraafsmeer. Of beter gezegd: ik mis Amsterdam wel een beetje. Voor kinderen is het hier heerlijk: ze kunnen hockeyen, zwemmen, alles is binnen handbereik. Omdat er zoveel kinderen in deze buurt zijn is er altijd reuring. Ik woonde tijdens mijn studententijd in het centrum. Er zijn zoveel tijdstippen dat daar zo’n vredige rust heerst. Als de kinderen groot zijn gaan we misschien wel terug.”
Wat vind je van de jas?
“Net als de veel te grote wollen trui van Frank geeft deze jas mij geborgenheid.”
Paspoort
Naam: Eva Posthuma de Boer
Woont: met man, zoon (14) en dochter (9) in Watergraafsmeer
Geboren: 3 november 1971 in Amsterdam
Beroep: theaterproducent en schrijfster
Schreef eerder: Rinus aan de Rekstok (2004, met Sanne Wallis de Vries), Eindeloze dagen (2007), Lichthart (2009), De Comedy Club (2012). Ze hoopt haar vierde roman eind dit jaar af te ronden.