Zondagmiddag 13.00 uur. Ik kijk dwars door de huizen heen vanaf de achterkant. Verdiepingshoge panoramische ramen aan beide kopgevels maken een perfecte kijkdoos. Op de eerste verdieping van het hoekhuis neemt een man de tafel af. Geroutineerde bewegingen doen een horeca-verleden vermoeden. Een paar huizen verderop, op de tweede verdieping, staat iemand gebogen over een papier. Het silhouet van een afzuigkap, hangend aan het plafond, verraadt de aanwezigheid van een keuken op deze verdieping.
Als architectuurcriticus van de Brug constateer ik dat er, met de intrede van particulier opdrachtgeverschap in de stad, een nieuwe woningtypologie is ontstaan. De oplettende lezer merkt op dat ik het foute woord ‘zelfbouwkavel’ omzeild heb. Daarnaast heb ik het over ‘intrede’ van particulier opdrachtgeverschap. Dit om de lezer in te prenten dat particulier opdrachtgeverschap in de stad tot voor kort niet bestond.
De bouw van particuliere huizen aan de Scheepstimmermanstraat in Amsterdam rond 1995 was het eerste project dat op deze manier tot stand kwam. Vóór die tijd bepaalden woningbouwverenigingen hoe men moest wonen. Om de verschuiving in woningtypologie in één zin samen te vatten: vroeger waren de ramen klein en stonden ze recht onder elkaar, nu zijn de ramen groot en staan ze bij voorkeur niet recht onder elkaar. De achterliggende kracht achter de verschuiving is ‘vrijheid’: de bewoner maakt zelf wel uit hoe groot zijn raam is. Een gunstige ontwikkeling wat mij betreft. Een minpunt aan deze ontwikkeling is dat veel zelfbouw welstandsvrij tot stand komt.
Welstandstoezicht is voor iedereen juist een voordeel: 1. Particulieren die zonder architect willen bouwen, worden tegen zichzelf beschermd. 2. Mensen die wél een architect hebben ingeschakeld, wordt pijn bespaard die hun berokkend wordt door lelijke buurpanden. 3. Het belangrijkste: door het voorschrijven van welstandsnormen krijgen straten en buurten meer architectonische samenhang.
Daarentegen zijn er geen zinnige argumenten vóór welstandsvrij bouwen. Vanuit populistische hoek komen soms oprispingen die pleiten voor complete vrijheid, maar ik geloof niet in de vrijheid om de stedelijke omgeving te verpesten. Wie beweert dat de kavels anders niet verkocht zullen worden, heeft ongelijk. Wie beweert dat de welstand geen tijd heeft voor het beoordelen van al de individuele bouwplannen vindt de kwaliteit van de stedelijke omgeving blijkbaar niet belangrijk genoeg om er meer tijd en geld in te steken.
Ten slotte, de opzet van deze column dwingt mij ertoe een cijfer te geven. Een rij huizen waarvan sommige geslaagder zijn dan andere: gemiddeld een 7.
Reacties zijn welkom: jved@dorensarchitects.nl
Van Erven Dorens geeft een cijfer
Welke gebouwen geven kleur aan Oost? Architect en schrijver Jan van Erven Dorens beziet de stad met de blik van een kenner en velt zijn oordeel. Kijk maar.
Bekijk hier de cijfers voor onder meer Paviljoen Puur en het Universitair Sport Centrum.