De veranderende stad - van IJ tot Z

Hoe groener het stadsdeel, hoe armer

Het Amsterdamse referendum van 6 juni over de Hoofdgroenstructuur leverde de verwachte ‘tegenstem’ op. 59,1 procent was tegen. Maar het ontbrak aan een heldere vraagstelling, dus weet niemand waar de tegenstemmer vóór was. 

Het begrip Hoofdgroenstructuur (HGS) is op zich te begrijpen: alle soorten groen – parken, sportvelden, weilanden, stadsbossen – zijn daarbinnen in kaart gebracht. Ook semi-private tuinparken, snelwegtaluds en minder hoogwaardige stukken ‘restgroen’ zitten daar in. De gemeente gaf vooraf aan deze HGS te willen beschermen. Als je dat gelooft kun je niet tegen een dergelijke inventarisatie zijn. Maar er was alle reden om de gemeente niet op z’n groene ogen te vertrouwen. Zo moesten kunstgrasvelden met betonnen bodem – sjoemelgroen – plotseling in die nieuwe HGS worden opgenomen. 

Vraagstelling
De argwaan was dus begrijpelijk. Maar de vraagstelling – ben je voor of tegen de nieuwe Hoofdgroenstructuur? – deugde niet. Het was compleet onduidelijk waar een tegenstemmer vóór is. Ik sprak een projectontwikkelaar die tegen stemde omdat hij wil bouwen in een stuk groen dat straks door de nieuwe HGS wordt beschermd. Ik ken ook een woningzoekende die tegenstemde omdat ze verwacht dat de nieuwe groenstructuur nieuwbouw afremt. Een tegenstem zegt dus niet automatisch dat Amsterdammers het groen beter willen beschermen. Daarmee is dit referendum een vreemde exercitie geweest. 

Moties
Op 26 juni vindt in de gemeenteraad het debat plaats over het vaststellen van de HGS. Het is denkbaar dat er toch wordt ingestemd, het referendum was slechts raadgevend. Ook is het mogelijk dat er vanwege het referendum enkele aanpassingen komen. Maar dan wordt het riskante interpretatie, want de tegenstem sprak zich nergens vóór uit. Wat mij betreft gaat de HGS dan ook in zijn geheel terug naar de tekentafel. Er moet een onafhankelijk onderzoek komen dat antwoord geeft op basale vragen als: wanneer functioneert de HGS goed? Hoe moet de HGS verdeeld zijn over stadsdelen? Wat is de samenhang met kwesties als segregatie en gentrificatie? 

Hoe armer, hoe meer groen
Dat er iets fundamenteel mis is met het Amsterdams groen lijkt me duidelijk. Ik pik er drie feiten uit die dit illustreren. 
In Amsterdam geldt: hoe meer groen, hoe armer het stadsdeel (en vice versa: hoe rijker, hoe minder groen.) Zuidoost, Nieuw-West en Noord zijn de drie arme stadsdelen en bezitten samen ongeveer 75 procent van de HGS. Centrum, Zuid, West en Oost zijn de vier rijke stadsdelen en hebben samen slechts 25 procent. 

Dichtbevolkte stadswijken hebben weinig groen. Dunbevolkte stadswijken hebben juist veel groen. Dit terwijl deze laatste juist grenzen aan grote groengebieden van andere gemeenten. Wat is de rationale achter deze overvloed? 

Een flink deel van de HGS (ongeveer 30 procent) in Noord, Zuidoost en Nieuw-West is slecht bereikbaar of ontoegankelijk. Er gaat nauwelijks openbaar vervoer naartoe, het is niet bedoeld als gebruiksgroen. Waarom is dit? 

De meeste andere grote steden van de wereld zullen dit vreemd vinden. Daar geldt doorgaans dat wijken met veel park het duurste zijn. In Amsterdam is dus iets vreemds aan de hand met het groen. Maar wat? Dat is een kwestie waarover het nog nooit is gegaan. Laten we het goed uitzoeken.