Geschiedenis

Het Flevopark

De eerste plannen voor het Zuiderzeepark – zoals het Flevopark tot 1943 heette – stammen uit de tweede helft van de 19de eeuw. Het zou echter tot 1930 duren voor het park er ook daadwerkelijk kwam. De aanleg was gekoppeld aan plannen voor de Indische Buurt, maar die verdwenen in de onderste lade van een ambtenarenbureau toen het stadsbestuur besloot eerst de Oosterparkbuurt en het bijbehorende Oosterpark te realiseren.

Paradijsje
Zoals bekend kwam de Indische Buurt er uiteindelijk toch. Het plan om er een park aan te leggen dateert van 1908. De fameuze bioloog (en grondlegger van de Nederlandse natuurbescherming) Jac. P. Thijsse maakte zich toen sterk voor de aanleg van een natuurgebied tussen de Joodse begraafplaats en het Nieuwe Diep. Dat moest onderdeel worden van een groene gordel rond de stad. Omstreeks 1930 zouden er volgens de Amsterdamse uitbreidingsplannen in de Indische Buurt zo’n 50.000 mensen komen wonen en die moesten dicht bij huis toch een mogelijkheid hebben om van de natuur te genieten, meende Thijsse. Maar misschien dat hij op die manier ook iets van zijn eigen herinnering aan dit gebied terug wilde halen. In een van zijn boeken had hij immers geschreven: “Zoo geviel het, dat ik in 1880 ook een perceel betrok aan het Nieuwe Diep, een berkenboschje en een veenmosmoeras met orchideeën en slangen, een trilveen op zijn mooist: moerasvaren, kamvaren, stekelvaren, koningsvaren, addertong, zonnedauw enz. In 1883 is dit paradijsje verdwenen ter wille van het Rijnkanaal. Gelukkig zijn zelfs thans nog hier en daar zulke plekken te vinden, maar wij moeten ons haasten, ze te behouden.” Zo’n plek was kennelijk de oever van het Nieuwe Diep.

Werklozen
In 1921 stelde de gemeente een bedrag van 140.000 gulden beschikbaar voor het gereedmaken van de grond voor het toekomstige park. Het moerassige terrein werd door een groot aantal werklozen opgehoogd met bagger uit de Coenhaven. Om de grond vruchtbaar te maken werden er haver, bieten, en aardappelen op verbouwd. Het park zou een laatromantische variant worden van een Engels landschapspark, dus met kronkelpaden, kleine grasplekken en vijvers. Er zouden enkele grote speelweiden komen en een haventje voor roeiboten. Veel buurtbewoners vonden echter dat het nieuwe park vooral een rustig wandelgebied moest worden en daarom werden deze ‘drukke’ elementen niet verwezenlijkt. Verder wilde men het poldergemaal van de Overamstelsche Polder afbreken en vervangen door een theehuis, maar ook dat stuitte op zoveel verzet dat uiteindelijk werd besloten het dan maar door beplanting aan het oog te onttrekken. Recent is dit gemaal verbouwd tot een distilleerderij (van likeuren) en proeflokaal van de stichting De Oude Pijl.

In het najaar van 1931 werd het eerste gedeelte van het Zuiderzeepark officieel geopend – pas in 1943 werd het park omgedoopt tot Flevopark – in aanwezigheid van Jac. P. Thijsse. Er was meteen kritiek. Door de oude Joodse begraafplaats ligt het park nogal geïsoleerd van de buurt. Er waren (en zijn) slechts enkele ingangen. De belangrijkste, die bij het Java Plantsoen, werd op gegeven moment voorzien van de prachtige ‘hekkepoort’. Deze stond vanaf 1770 voor de Muiderpoort, maar werd in 1898 gesloopt omdat de toegang tot de stad door de toename van het verkeer te smal werd. Bij de afronding van de aanleg van het Flevopark herinnerde Jan Trouw, chef-tekenkamer van stadsontwikkeling, zich gelukkig waar de restanten van deze indrukwekkende poort waren gebleven: in de achtertuin van het Tropeninstituut. Hij tipte het gemeentebestuur en besloten werd de poort opnieuw op te richten. Een steenhouwer maakte van de brokstukken weer twee complete zuilen, die nu nog steeds de hoofdingang van het Flevopark markeren.

Sperwers en braamsluipers
Zoals gezegd ligt het Flevopark nogal geïsoleerd: je komt er niet gemakkelijk in. Dat is jammer voor de bewoners van de Indische Buurt, maar goed voor de natuur. Het sluit ook aan bij de bedoeling van de ontwerpers, die het park vooral natuurlijk willen houden. Evenementen worden zoveel mogelijk vermeden.

Het Flevopark maakt deel uit de Ecologische Hoofdstructuur: een netwerk van natuurgebieden door heel Nederland. Vooral vogels voelen zich er thuis. Deze natuurlijke rijkdom is voor een (groot) deel te danken aan de Joodse begraafplaats. Daar nestelen onder meer enkele indrukwekkende sperwers. In het Flevopark zelf kun je onder meer de grote bonte specht, de staartmees, de kleurige boomklever en de braamsluiper spotten. Langs de waterrand vind je met enig geluk de schuwe kwak. Afgelopen voorjaar werd op de Joodse begraafplaats een zeer zeldzame dwaalgast gesignaleerd: de krekelzanger. Honderden vogelaars uit het hele land kwamen toen naar het park om een glimp van dit zeldzame vogeltje op te kunnen vangen.

Opmerkelijk is ook de enorme variatie aan bomen. In de Tweede Wereldoorlog werd een deel hiervan gekapt en gebruikt als brandhout voor de bewoners van de Indische Buurt, maar veel bomen zijn herplant. In het Flevopark groeien zeven verschillende soorten populieren, vijf soorten eiken, drie soorten kastanjes en verder een keur aan bijzondere struiken en bloemen, te veel om op te noemen. (research: Gerard Goudriaan)

Lees meer verhalen uit de serie Historische plekken in het oosten, onder meer over de Oranjesluizen, de Diemerzeedijk en het Lloydhotel.