Column

Henk Spaan: Mannen met poedels

Op wat waarschijnlijk de laatste zomerse dag in september was, zat ik op het terras van de Haddock en dronk een biertje dat gezien de naam van Texel kwam. Wie zich verveelt gaat bierbrouwen. Jonge mannen die geen boeken lezen, gaan bierbrouwen. En dan worden ze professional en voordat je het weet staat hun bier bij de Albert Heijn. Het nieuwe normaal is bierbrouwen. 
De zon deed zo laat in de zomer en in de namiddag goed zijn best. Als ik me een flink stuk opzij boog, voelde ik de laatste stralen op mijn wang. Aan een belendend tafeltje genoot een echtpaar van hun baby die lag te kraaien in een Maxi-Cosi. Ik wilde vragen of de parasol omlaag mocht maar dat vond mijn vrouw niet goed. Baby’s hebben schaduw nodig, zei ze.
Ik herinnerde me hoe razend mijn eigen baby kon worden in haar stoeltje op de achterbank als de zon aan haar kant de auto binnenviel. We hebben toen trekgordijntjes laten aanbrengen. 
Aan een tafeltje aan onze rechterkant zaten drie mannen. Twee van hen hadden een hond bij zich, poedels. Ik zie dat vaker tegenwoordig, mannen met poedels. Het lijkt me geen goed teken. Zo winnen we geen oorlogen.
Mijn vrouw zei dat we het vorig jaar ook in september een paar keer hier hadden gezeten.
Een betere plek voor nazomers heb je niet op dit schiereiland. Rechts het Buiten IJ, links de A10. Voor onze neus waren kinderen aan het voetballen op het kunstgras.
Er wonen vijfduizend mensen.
Een krant kun je er niet kopen.
Een geldautomaat heb ik nog niet gevonden.
De Albert Heijn is zo klein dat hippe biertjes er niet in passen.
Er is geen fietsenmaker.
Geen warme bakker.
Geen cafés.
De enige kruidenier, een Turkse winkel, moest onlangs sluiten.
Wel hebben we een immense vuilstort, een skatebaan, een P&R en twintig volkstuintjes van één bij één meter.
De ouders met de baby vertrokken, de parasol kon omlaag.
We bleven eten bij de Haddock.
‘Wat een leuke plek is dit toch,’ zei mijn vrouw.
‘Nog een jaar, dan moeten we dicht van de gemeente,’ zei het meisje. Waarom wist ze niet. ‘Een industrieterrein,’ dacht ze.