Column

Henk Spaan: Geen friet

Laatst nam ik een patatje bij de kraam van Eiburgh Snacks. (Wie hier in Oost nog friet durft te zeggen moet het helemaal zelf weten. Zo slaag je nooit voor je inburgering.) Aan de muur bij Eiburgh hingen talloze artikelen over de superieure kwaliteit van hun patat en dat eet toch prettiger. Je wordt als het ware bevestigd in je honger. 
Ik dacht na over mijn leven, gerelateerd aan patat. Het begon allemaal bij snackbar Slotania. Terwijl ik mijn patat opat, las ik in de etalage van Het Parool op de Burgemeester de Vlugtlaan de krant van die dag. Daarna naar huis om te eten. Ik was elf.
In Slotermeer was een supermarkt die de Vana heette, een nu vergeten winkelketen als De Gruyter en Simon de Wit. Als we hadden gezwommen in de Sloterplas, kochten we op de hoek naast de Vana patat uit een luikje. Na het zwemmen smaakt patat het best. Vandaar het succes van snackbar Marja in de Jan Evertsenstraat. Om de hoek in de Pieter van der Doesstraat was het Sportfondsenbad West. Eerst zwemmen, dan patat bij Marja.
Ik was twaalf.
Ik noem de patat van snackbar Stoot Je Hoofd Niet op de Elandsgracht. Goede saté ook daar. Ik was twintig.
Van de Rozengracht herinner ik me een snackbar in de buurt van die bakkerij met dat trappetje. De zoon had bij ons op school gezeten. Hij had één arm. Ik was nog steeds twintig. 
Veel patat heb ik gegeten bij de keldersnackbar in de Spuistraat naast De Zwart. Meestal kwamen we uit De Pels met twaalf biertjes op. Ik was tussen de twintig en de vijfendertig.
In die steeg naast het Maagdenhuis heb ik nooit patat gehaald. Teveel frietzeggers daar. 
Bij Eiburgh Snacks kun je buiten zitten. Mensen draaien in hun dure auto’s het terrein op en bestellen patat aan de kraam. Sommigen nemen er stoofvlees op in plaats van mayo. Moeten zij weten.
Pseudo-wielrenners in hun aanstellersoutfit moeten hard remmen voor tram 26. Waarom schelden pseudowielrenners altijd hun medeweggebruikers uit? 
Denken ze dat ze stoer zijn? Frietzeggers zijn het.
Ik ben eenenzeventig.