Voor iemand die Groen heet ben ik opvallend slecht met planten. Ik heb geen groene vingers; alles met wortels dat ik ooit aanraakte ging dood of kreeg last van schimmel of luis. Tot ik verhuisde naar een woning met een loggia op het zuiden. De loggia, het pronkstuk van de vroeg eenentwintigste-eeuwse architectuur – wat moet je ermee? Ik zette de kattenbak erop, en af en toe verhuisde er een verlepte plant naartoe. Op de loggia bloeiden ze op. Geinig, dacht ik. De loggia werd mijn experimenteerruimte. Ik duwde een oude ui in de aarde en er kwam een paarse bloem op. Ik duwde er een teen knoflook naast en er groeide een bol knoflook uit. Een uitgelopen stukje gember leverde een nieuwe gemberwortel op. Ik vulde oude bakken met aarde en probeerde van alles uit. Ik begroef een uitgelopen aardappel, er kwam een plant op. De plant ging dood, maar toen ik mijn hand in de aarde stak, diepte ik een stuk of tien krieltjes op. Die avond at ik zelfgeteelde aardappels. Het smaakte fantastisch.
Ik peuterde zaadjes uit paprika’s en kweekte een nieuwe paprikaplant. De paprika’s die eraan groeiden waren klein, keihard en niet te eten, maar toch: het groeide. Het wonder van de natuur, op mijn eigen loggia. Ik zaaide zaadjes voor tomatenplanten want tomaten, had ik gehoord, groeien altijd en overal, als er maar zon is – en op een loggia op het zuiden is altijd zon. Tot diep in december pluk ik tomaten van mijn eigen planten. Ze zijn piepklein, maar superzoet.
De rafelige kontjes van bosuitjes hing ik in een glaasje water tot het groen er aan de bovenkant uit schoot. Kaalgeplukte basilicumstengels kregen nieuwe wortels en weer blaadjes – meer zelfs dan ze hadden toen ze nog in zo’n krap potje uit de winkel zaten – en ik kweekte nieuwe bleekselderij en paksoi op uit restjes. Om nu te zeggen dat ik bijna zelfvoorzienend ben is een tikje overdreven, maar ik eet wel regelmatig iets van eigen loggia. Niet alles doet het: sla werd slap en slijmerig, peterseliestengels klitten aan elkaar tot een beschimmelde bende, en mijn avocadopitten werden zwart. Maar dat geeft niet, want de lat ligt laag. Ik ben iemand zonder groene vingers, dus alles wat aanslaat, is meegenomen.
Inmiddels roept bezoek bij binnenkomst: wauw, al die planten, hoe doe je dat? Mijn ik heb geen groene vingers begint hoe langer hoe ongeloofwaardiger te klinken.
Schrijver Marieke Groen leeft van heel weinig geld, maar voelt zich nooit arm.
Ze heeft er een kunst van gemaakt om met minimale middelen maximaal te kunnen genieten en deelt hier haar beste bespaarhacks.