Verstopt achter de woonhuizen aan de Valentijnkade heeft kunstenaar Gé-Karel van der Sterren nu veertien jaar zijn atelier. Hij maakte op jonge leeftijd al furore als schildertalent. Zijn voorwaarde voor schilderkunst: “Je moet gewoon aan het werk gaan, contact houden met de materie, anders raak je het heel snel kwijt.”
Houdt dat in dat je heel gedisciplineerd je atelier bezoekt?
“Iedere dag ben ik tussen 9.30 en 17.00 uur in mijn atelier. Er moet steeds heel veel geregeld worden rondom tentoonstellingen waar ik aan deelneem, maar ook een werk maken vergt veel voorbereiding. Als ik op vakantie ben geweest merk ik dat ik bij terugkomst moeite heb met opstarten. Daarom probeer ik iedere werkdag, nadat ik mijn kinderen heb weggebracht, direct aan de slag te gaan.”
Hoe begin je aan een doek?
“Vaak is een idee voor een schilderij gekoppeld aan eerder gemaakt werk.” Hij pakt er een groot doek van anderhalf bij twee meter bij. Het doek toont een jonge vrouw, vanaf de rug gezien, die een man in een rolstoel voortduwt. Ze staan stil voor het raam van een prostituee op De Wallen.
“Dit doek gaat over sociale interactie. Het is een tragedie. Duwt die jonge vrouw haar vader naar De Wallen? De kijker weet het niet. De politiek probeert de prostitutie uit te roken, maar de werkelijkheid is vaak wezenlijker en emotioneler dan de oplossingen die de politiek aandraagt. Ik probeer een ander licht op de machtsverhouding te werpen. Ik gebruik graag onderwerpen uit mijn omgeving. Voor de foto’s ben ik langs De Wallen gefietst, ze liggen op de route naar het pontje richting Amsterdam-Noord, waar ik woon. De achtergrond van het schilderij komt uit de foto’s, de vrouw die de man in de rolstoel voortduwt heb ik uit een folder voor rolstoelen.
Een ander uitgangspunt is het licht in het schilderij: ik ben gefascineerd door kunstlicht. Veel kunstenaars werken in hun atelier en kennen het verschil tussen kunst- en daglicht niet meer. Nachtlicht en in dit geval neonlichten hebben een hele specifieke uitwerking op de omgevingskleuren. Al deze dingen komen bij elkaar. De schilder bepaalt de aannemelijkheid van het beeld.”
Mensen vinden jouw werk goed of slecht, iets daartussenin lijkt niet mogelijk.
“De eerste recensie die ik kreeg ging over een groepstentoonstelling waar ik ook in zat. De recensent was erg subjectief en sabelde ons neer. Dat is natuurlijk heel vervelend, maar wat dat betreft ben ik net een hond: als ik een klap op mijn neus krijg, bijt ik twee keer harder terug. Kritiek sterkt je altijd en het geeft een realistisch beeld: je kunt niet iedereen behagen. Een grote groep kunstenaars in Nederland negeert dat wat zich in de maatschappij afspeelt. Zij kiezen voor esthetische vormen en blijven daarmee in een veilige hoek zitten. Nee, ik noem liever geen namen.”
Wanneer is iets goed?
“Dat zie je meteen. Dat is het enige juiste antwoord.”
Aan wie laat je een voltooid werk het eerste zien?
“Ik vind het heel leuk als mijn vrouw langskomt in mijn atelier, zodat ik kan laten zien wat ik maak. Soms werk ik wel een maand aan een doek. Zij denkt anders ook: ja die jongen gaat wel iedere dag naar zijn atelier en komt weer terug naar huis… Door het werk te zien, begrijpt ze wat er allemaal uit die ragebol komt. Een schilderij is een eigenwijs ding. Het zegt: ‘Hier sta ik, dit ben ik, zeg het maar!’ Als mijn vrouw zegt dat ze het helemaal niks vindt, dan is die kritiek niet leidend, maar het leidt wel af. Eigenlijk kan ik kritiek niet accepteren. Ik ben vreselijk eigenwijs.”
In 2011 verliet je galerie Fons Welters, die toch een grote rol heeft gespeeld in jouw kunstcarrière. Waar sta je nu?
“Ik word niet langer door een vaste galerie vertegenwoordigd. Regelmatig verkoop ik mijn werk zelf. Ik heb het idee dat het heel goed gaat. Mijn idee van afhankelijkheid is verdwenen. Mijn streven is vooral om goed werk te maken. Ik ben geen door geld gedreven kunstenaar. Waardering is natuurlijk wel belangrijk, maar uiteindelijk vind ik het maken van kunst belangrijker.”
Is het voor jou onvermijdelijk om kunstenaar te zijn?
Lacht: “Daar lijkt het wel op.”
Wat vind je van de jas?
“Een beetje hippieachtig.”
Paspoort
Naam: Gé-Karel van der Sterren
Beroep: kunstenaar
Geboren: 1969, Stadskanaal
Carrière: studeerde in 1995 af aan de Academie voor beeldende Kunst in Enschede (A.K.I), won in 1999 zowel de Prix de Rome als de Koninklijke prijs voor de Vrije Schilderkunst, was te zien met Darker Gardens in Henry Urbach Architecture in New York (2002). Zijn werk is opgenomen in de collecties van ING, Stedelijk Museum Amsterdam, Gemeentemuseum Den Haag en De Lakenhal Leiden.
Binnenkort te zien: CONNECTED IN DIFFERENCE, Galerie Witteveen, tot en met 21 december; Facing Nature, 14 december t/m 30 maart 2014, Museum Belvédère Heerenveen.
Lees ook, onder anderen, Elke Geurts en Wilbert Mutsaers in De Jas.