Beestenboel

Fazant

Tussen IJburg en Diemen-Noord ligt het Diemerpark. In de jaren ’60, toen dit gebied, de Diemerzeedijk, nog mijlenver van de stad Amsterdam lag, werd het gebruikt als stortplaats voor allerlei soorten afval. Maar voor de komst van de eerste bewoners naar IJburg, werd de voormalige stortplaats helemaal ingepakt in een soort omgekeerde doos. En werd er een leeflaag op aangebracht. Er ontstond een uniek park, waarin veel bijzonderde dieren wonen. Wie goed oplet zou er bijvoorbeeld vossen, hermelijnen, ringslangen, vleermuizen en zelfs de zeer zeldzame velduil kunnen tegenkomen.


De fazant is een standvogel en behoort tot de kleurrijkste vogelsoorten. Nou ja, de mannetjes dan. Het vrouwtje is zeer goed gecamoufleerd. Zij wil beslist niet opvallen als ze op haar nest – verstopt in hoog gras of struikgewas- zit te broeden.
Hun belangrijkste gezamenlijke kenmerk is de opvallend lange staart. Rond zijn ogen heeft de haan, zoals het mannetje genoemd wordt, een knalrode huid zonder veren.

De Grieken, en daarna de Romeinen namen fazanten mee uit Azië. De Romeinen waardeerden de fazant om z’n vlees en namen de dieren mee tijdens hun veroveringstochten in Europa. Fazanten die uit de Romeinse hoenderhokken wisten te ontsnappen, bleken zich behoorlijk goed te kunnen redden op bijvoorbeeld het Nederlandse platteland.

‘Korrrk-korrk’
In de maand maart beginnen de mannetjes alvast een territorium in te nemen in de hoop dat ze één of meer hennen kunnen aantrekken. Soms kan één haan wel acht hennen in zijn harem hebben.

Het geluid van de fazanthaan – een luid, scherp, gekraai ’korrk-korrk’ – is vooral in de maanden april en mei te horen. In de maanden daarna wordt het stil. In die tijd verzorgen de vrouwtjes hun jongen en zij leven dan erg verborgen. Het lijkt dan haast wel of er nauwelijks fazanten voorkomen.

De bruine eieren van het vrouwtje komen na vierentwintig dagen uit. De kuikens kunnen na een week al enkele meters ver vliegen. De hanen laten het broeden en de zorg voor de jongen trouwens helemaal aan de hennen over…

Bodemvogel
De fazant scharrelt zijn kostje bij elkaar op de grond. Met zijn stevige poten krabt hij naar zaden, bessen, wormen en insecten. De bodem levert voedsel genoeg, maar het leven op de grond heeft zijn gevaren. Daarom moet de fazant snel kunnen vluchten of dekking zoeken.
De fazant is een snelle starter, maar een slechte vlieger. Met zijn korte, ronde vleugels is hij vaak nèt op tijd buiten het bereik van een roofdier. Met enkele vleugelslagen is de fazant in de lucht.

Als slaapplaats kiezen fazanten graag een plek op hoogte uit. Daar zijn ze in ieder geval veilig voor hun vijanden op de grond.

Weetjes
Latijns Phasianus colchicus Vogelgroep Hoenders Verspreiding Azië, Europa, Noord-Amerika Voedsel zaden, vruchten, kleine diertjes Lengte: 55-90 cm Gewicht: 1 – 2 kg Kenmerk: De staart is opvallend lang