Heel poëzieminnend Nederland stond op zijn kop toen Kira Wuck (1978) in 2012 debuteerde met de bundel Finse meisjes. Intussen schreef ze nog een dichtbundel, een verhalenbundel, en nu is ze bezig met een roman over haar ouders: een Finse moeder en een Indische vader (‘echte hippies’). Wuck groeide op in Oost. Haar ouders overleden toen ze een tiener was.
Eigenlijk zouden we bij Haddock op Zeeburgereiland afspreken, maar dat blijkt die dag dicht. Door de wijk-in-aanbouw, langs de bouwplaats, lopen we naar koffiebar Nuttig. Hondje Atari, een mengsel van een teckel en een labrador, twee jaar geleden via een zwerfhondenorganisatie uit Cyprus overgekomen, vergezelt ons. Schrijfster Kira Wuck woont met haar vriend, kat en hond op Zeeburgereiland. Ze groeide op in de Dapperbuurt, Javaplein en Oostelijke Handelskade.
Sinds wanneer woon je op Zeeburgereiland?
“Sinds vier jaar. We waren één van de eerste bewoners, in de eerste flat. Dat was bijzonder. Het was heel zandig, er was nog niks. Het is leuk om het hier langzaam te zien opbloeien.”
Wat vind je er tot nu toe van?
“Het fijne is dat ik hier niet het gevoel heb dat ik in de stad zit, maar er met tram 26 toch zo ben. Ik loop graag met de hond langs de dijk, of naar Schellingwoude. Ook vind ik het fijn dat alles hier in de buurt zit: de huisarts zit tegenover ons, de tandarts in de straat, ook de plek waar ik yoga en pilates volg is op loopafstand.”
Je woont al je hele leven in Oost…
“Ja, ik ben geboren in de Pontanusstraat. Daar hadden mijn ouders een appartement gekraakt. Eind jaren tachtig woonden we op het Javaplein. Oost was mijn wereld. Ik was vaak de hele dag buiten aan het spelen en af en toe ging ik bij mijn vader langs die in het poolcafé zat, of in het Oosterpark met vrienden aan het schaken was. Ik vind de Javastraat nog steeds heel leuk. Het is er net zo levendig als in de jaren tachtig toen ik er speelde. Nu is het een leuke mengeling van koffiebarretjes, pop-upstores en Turkse supermarkten.”
Hoe is Oost veranderd in de loop der jaren?
“Vroeger had je er meer freaks wonen – zoals mijn vader het noemde. Onze buurvrouw was bijvoorbeeld waarschijnlijk prostituee en haar man een dealer. Zij hadden een zoon met wie ik samen naar HetKlokhuis keek. Af en toe werd ik daar een paar uurtjes gedumpt. Dat zou nu ondenkbaar zijn… Elke week ging ik met mijn vader bij de hare krishna’s eten. Die zaten in Het Badhuis. Je kon daar in het weekend bijna voor niets eten. Mijn vader was heel open-minded. Dat heeft hij mij meegegeven.”
Waar doe je je boodschappen?
“Hier op Zeeburgereiland heb je een leuke Turkse supermarkt die ook veel biologische producten verkoopt. Ik koop er feta, olijven en exclusieve sauzen. Dat combineer ik met de Albert Heijn. Ook de Landmarkt vind ik heel mooi, met een goede visafdeling.”
Wanneer ben je gaan schrijven?
“Taal was op de kleuterschool al mijn lievelingsvak. Ik hield van verhalen bedenken. Op de middelbare school ging ik gedichten schrijven. Later ben ik op de Schrijversvakschool afgestudeerd in poëzie en scenario. Toen begon ik met poetry slam in Festina Lente. Zo ben ik langzaam in het circuit gerold. In 2012 kwam mijn eerste dichtbundel uit en won ik het NK Poetry Slam. Daarna ging het heel hard.
Mijn poëzie en proza hebben gemeen dat het altijd over einzelgängers gaat, mensen die aan de zijkant staan. De teksten zijn vaak absurdistisch, wrang, maar ook komisch. Misschien komt dat omdat er vroeger altijd rare types bij ons over de vloer kwamen. Ook heb ik een heel grote fantasie. Als kind speelde ik veel in het Flevopark. Samen met een vriendinnetje had ik een boomhut naast de begraafplaats. Vanuit daar gluurden we – als een soort detectives – door een kiertje naar de mensen die naar de graven kwamen.”
Waar werk je meestal?
“Thuis aan de keukentafel. Of ik ga naar de openbare bibliotheek naast het Centraal Station. Ik ben nu mijn roman aan het afronden, vooral aan het herschrijven. Waarschijnlijk verschijnt het boek in de herfst bij uitgeverij Podium.
Mag ik nog een oproepje doen in de krant? Voor mijn roman ben ik op zoek naar onze buurman Wim uit de Commelinstraat, een zijstraat van de Dappermarkt. Hij kende mijn moeder heel goed. Hij weet vast nog wel wie ik ben. Ik denk dat wij wel een opvallend gezin waren.”