Science Parrek, Amsterdam University Kolletsj prevel ik een paar keer achter elkaar. Mijn hardnekkige gewoonte om Engelse teksten uit te spreken met het accent van voetbalcoach Rinus Michels moet ontstaan zijn na zijn onvergetelijke optreden in een reclamespot voor Eurocard Mastercard. “Sommige dingen zijn onbetaalbaar. Voor al het overige is er Eurokart Masterkart”.
Een van de opmerkelijkste gebouwen van het Science Park is de roestbruine kolos met schots en scheef sedum-daklandschap van het Amsterdam University College. Mijn eerste indruk, vlak na oplevering in 2013, was ‘gematigd positief’. Positief omdat het een gedurfd en karakteristiek gebouw is te midden van minder gedurfde exemplaren op de campus. Mijn positieve indruk werd gematigd door de observatie dat ook deze architect blijkbaar vond dat een gevel van cortenstaal gecombineerd moést worden met een zadeldak. In 2013 gonsde het op de internationale architectuursites van gebouwen met gevels van roestend staal gecombineerd met puntdaken. Mijn tweede indruk was: ‘Beetje puberaal, maar wel knap dat deze jonge architect zo’n prestigieuze opdracht heeft verworven.’ Ik dacht zelfs de hand te herkennen van een collega met een klein bureau, die ik wel eens spreek op het schoolplein.
Het gebouw blijkt ontworpen te zijn door het wereldberoemde architectenbureau Mecanoo met hoofdkantoor in Delft en kantoren in New York en Taiwan. Oprichtster Francine Houben van Mecanoo kan zich meten met de top van de internationale architectuurwereld. In 2013 ging de Amsterdamse Architectuur Prijs, de Gouden A.A.P., naar dit gebouw. Ik wist dit allemaal niet, al die jaren dat ik er langs fietste en dacht ‘best een leuk gebouw’.
Ik besluit een kijkje binnen te nemen. Het plein voor het gebouw is leeg. Geen student te zien, geen docent, niet eens een enkele fiets. Voor de deur staat een portier met de handen op zijn rug. Ik loop naar hem toe en val met de deur in huis: “Ik schijf over architectuur in de krant. Over dit gebouw. Kan ik naar binnen?” Bij dit laatste tover ik een vriendelijke doch dooie grijns op mijn gezicht. De ogen van de portier gaan van mijn hoofd naar mijn schoenen en weer terug. “Heeft u een bezoekerspas?” vraagt hij. “Nee,” antwoord ik enthousiast, nu met een brede lach en een tinteling in mijn ogen. Bij mijn vele bezoeken aan gebouwen heb ik uitgevonden dat deze methode het beste werkt. Na enig gestaar in de ogen over en weer zucht hij diep. “U kunt het proberen bij de receptie.”
Dit ritueel herhaalt zich in grote lijnen bij de receptie. Als de receptioniste eenmaal mijn bankpas heeft geaccepteerd als legitimatie ontdooit ze. “Je neemt de lift naar de derde verdieping en als je afdaalt via het centrale trappenhuis ervaar je het gebouw zoals Francine het bedoeld heeft.” Bij die laatste opmerking knipper ik even met mijn ogen. Dit wens je jezelf toe als architect. Dat de receptioniste acht jaar later met zoveel warmte over je spreekt. “En Francine heeft de maquette aan ons cadeau gedaan bij de opening.” Ze wijst trots naar een maquette op een tafel. Naast de tafel hangt een ingelijste oorkonde van de Gouden A.A.P. aan de muur.
Ik neem de lift naar de derde verdieping en daal af over de brede trappen midden in het gebouw. Het gebouw is uitgestorven. Veel ruimte. Heel veel ruimte. Zien en gezien worden. Een perfecte ontmoetingsplek voor de internationale student Liberal Arts and Sciences.
Reacties naar jved@dorensarchitects.nl