Nieuws

De meiden van Café Ruk & Pluk gaan onvermoeibaar door. ‘Voor corona was het altijd volle bak, nu is het een half bakkie’

Op de hoek Linnaeusstraat–Tugelaweg ligt het legendarische café Ruk & Pluk. Wie houdt van een borreltje is er weleens in de lampen geëindigd. Janny en Marijke, 72 allebei, zwaaien er de scepter. Nuchter bezien ze het leven en hun gasten, die van heel dichtbij en van ver weg komen. Voor corona was het altijd volle bak. “Nu is het een half bakkie.”

Het is een bruine kroeg zoals je die nog maar weinig ziet, met kleedjes op de tafel, een gokkast in de hoek en de heerlijkste versieringen. Oranje slingers voor als er voetbal is, plastic zonnebloemen omdat die ‘lekker zomers’ zijn, nog heel veel meer en ‘een ouwe lul’. “Die hangt er al dertig jaar.”

Janny en Marijke kennen elkaar van Oost, zijn allebei geboren in de noodbarakken op de Zeeburgerdijk, gingen jaren samen op vakantie en zijn sinds 2005 samen eigenaar van Ruk en Pluk. In onvervalst Amsterdams: “We hebben het overgenomen van Pierre en Hans. Pierre was een drukke, Hans bescheiden. Op de camping waar ze een caravan hadden stonden sperzieboonplanten. Pierre rukte de bonen eraf, Hans plukte. Zo is de naam ontstaan.”

Aan stoppen denken ze niet. Marijke: “Ben je gek. En dan, op de bank zitten?” Ze doen het samen met de werkster, er is geen ander personeel. “Op maandag zijn we dicht, op dinsdag doen we samen de boekhouding, Als we wat hebben wordt het uitgesproken. Maar we hebben niks meer tegenwoordig. We kennen lezen en schrijven met elkaar.” Janny: “Zolang je het leuk blijft vinden is het goed.”

Marijke: “Weet je wat het is: we zijn eigenlijk sociaal werksters. Mensen hebben problemen, daarmee komen ze naar je toe. Dat is ons werk, dat maakt het mooi.” Intussen krult ze heur haar, zittend aan een ronde tafel in het café. “Ik zal er effe een bende lak op spuiten.” Dan: “Alles komt hier, bekende en onbekende mensen. Ome Henk van 84 zit elke vrijdag aan de bar, naast studenten en sporters uit de sporthallen in de buurt. Ik heb respect voor iedereen die werkt voor zijn geld, net als wij. Met klaplopers heb ik niks.”

Voor corona was het altijd volle bak, vooral op vrijdag en zaterdag. Janny: “Nu is het een half bakkie.” Op 14 maart om 18.00 uur moest het café, net als alle horeca, plotsklaps dicht. “Dat sloeg nergens op. Je kon je niet eens voorbereiden.”
Ze zijn niet bang om het te krijgen. Marijke was eerst wel voorzichtig, ze deed vroeg boodschappen en bleef vooral thuis. “Dat heeft nu geen zin meer. Dan had ik het allang moeten hebben. Nu mag je thuis weer ineens maar met zes, maar bij Albert Heijn loopt iedereen tegelijk naar binnen, en zit iedereen met z’n vingers op het pinapparaat. Halsemaatje dreigt met sluiten van de horeca om middernacht. Maar dan gaat de economie naar de klote.” Janny: “Als ze de cafés dichtgooit, moet heel Amsterdam eronder lijden. En wat los je ermee op? Niks. Dan gaan ze op straat rotzooien.” 

Marijke: “Weet je wat het is: de jeugd houdt zich er toch niet aan. Corona gaat niet weg, het is niet tegen te houden. Deze maatregelen gaan ten koste van alles en van mensen hun baan. Het is gekkenwerk. Hierbinnen moet je zitten, mag je niet eens op afstand dansen. En buiten staan ze mekaar vervolgens af te likken.”

De dames van Ruk & Pluk konden het tot nu toe wel redden, maar het moet allemaal niet te lang duren. Janny: “We hebben kennissen in de horeca, die zitten al met hun keel in de kapstok hoor. Doodzielig. Hulp van de gemeente? Niks. Weet je wat het is? We moeten het allemaal zelf doen.” Marijke, nuchter: “We zien het wel wat het wordt, we gaan gewoon door. Janny kennende zullen we in het harnas sterven. We vinden het veel te leuk in de horeca.”