Nieuws

De man die alles zag

Het was op de ijskoude januariochtend van 10 januari 1976 toen Cees Struver (nu 63) vanuit zijn keukenraam een auto met hoge snelheid het Amsterdam-Rijnkanaal in zag rijden. Hij rende onmiddellijk naar de plek des onheils en kon de passagier, een vrouw, nog net redden. Maar voor de bestuurder, een man, was het te laat. “Wat wil je. Het water was vier graden. Verschrikkelijk, ik zal het nooit vergeten.”

Van de burgemeester van Diemen kreeg Cees een medaille voor zijn heldendaad. “Tante Jopie, de vrouw die ik uit het water haalde, is naderhand een soort tweede moeder voor me geworden. Ze zeggen dat het iets te maken had met een achtervolging. Mijn vrouw zag een grijze auto stoppen, die wegreed toen ik met tante Jopie uit het water kwam. Maar die kwestie is nooit opgehelderd.”

Cees Struver noemt zichzelf gekscherend Cees de Diemenees. Omdat hij al zijn leven lang bij de Westelijke Merwedekanaaldijk in Diemen woont. Sinds de jaren zestig in het voormalige ponthuis. Het Amsterdam-Rijnkanaal heette toen nog Merwedekanaal, en van de Nesciobrug was uiteraard nog geen sprake. Vanaf de ponthaven, naast de Ouddiemerlaan, ging een pontje naar de overkant, naar het gebied ‘Diemerzeedijk’. Dat was toen het land van de boeren. Cees: “Ooh, ik ben wat met dat pontje over gegaan. Prachtig vond ik dat. Met paard en wagen. Mijn ome Willem had aan de overkant koeien lopen. Jongen, ik heb daar wat afgespeeld.”

Die Diemerzeedijk mocht (tot in de jaren vijftig) dan officieel van de boeren zijn, ook jagers en natuurliefhebbers kwamen er graag. Maar omdat de bevolking van Amsterdam juist toen enorm groeide, kwam de verlaten dijk in zicht als vuilstort. De boeren verkochten hun grond aan de gemeente en zo kon het gebeuren dat de eerste ondernemer vuil ging verbranden in de oostpunt van het terrein.

Cees pakt er een stapel plakboeken bij. Plakboeken die hij is gaan bijhouden toen zijn vader overleed. Vader Struver was kantonnier, onder meer van de Kanaaldijk. En had er zodoende heel veel informatie over. “Ironisch genoeg werd hij doodgereden op diezelfde Kanaaldijk, vlakbij het ponthuis. Omdat ze zo ongenadig hard rijden hier.”

“Afijn,” gaat Cees verder met zijn verhaal. “Na zijn overlijden heb ik veel foto’s en krantenknipsels van zijn zolder geplukt. En allemaal op volgorde gelegd. Sindsdien plak ik alles in. Kijk, zie je deze?” Hij wijst met zijn vinger naar een krantenfoto. “Die pikzwarte rookwolken? Dat is hier aan de overkant op ‘de belt’.”

Ook die belt zag Cees vanuit zijn keukenraam. “We zagen de vaten de lucht in vliegen hoor. De boel stond in de fik daar. Laatst met die ramp in Moerdijk, toen stond heel Nederland op zijn kop. Maar zulke dikke rookwolken hadden wij hier vroeger elke dag. In die tijd hoorde je daar niemand over.” Cees kijkt nog maar een keer naar buiten. “Dat was me wat.”

De man die met zijn auto het kanaal in reed was de toenmalige vuilstortbeheerder van ‘de dijk’, alias ‘Diamantje’. “Ze noemden hem zo omdat hij in de loop van zijn vuilstortcarrière gouden ringen met diamanten ging dragen. Hij moest de binnengebrachte ladingen naar de vuilstort controleren, maar nam het niet zo nauw met de regels. Ik zie de rijen met vrachtwagens nog staan voor zijn hek.”

‘Diamantje’ was slechts een van de vele beltopzichters. Cees kan zich de meesten nog wel herinneren. “Wat er gestort werd, hing af van de dienstdoende opzichter. Die zei of: gooi maar neer, of: keer maar weer om.” De vuilstort Diemerzeedijk werd hoe langer hoe bekender. Grote concerns als Bayer, Philips Duphar en Shell lieten er hun (chemisch) vuil verbranden. “Op een gegeven moment kwamen ze niet meer alleen uit Nederland, maar uit heel West-Europa. Tot Hongarije aan toe. Als de wind van de stad af stond, dan ging de fik erin. En dan hebben we het echt over troep, hoor.”

Maar de enige echte ’Heer van de Belt’, zegt Cees, was Henk Griffioen. “Hij beheerde een stortplaats voor huisvuil, aan de westkant van de dijk.” Griffioen (1919–2008) ooit een professioneel wielrenner, bouwde er zijn eigen imperium. “Daar waar nu jachthaven De Vioolsleutel ligt, stond vroeger het bekende plashuis van Griffoen. Met buitenzwembad.” Ook opende Griffioen er in de jaren zeventig een kleiduivenschietbaan, die hij later verkocht aan Olympisch kleiduivenschieter Hennie Dompeling.

“Maar ja,” Cees wijst nog een keer in de richting van het kanaal, “op een gegeven moment verloor ook Henk de grip op de binnengebrachte ladingen.” In 1982 ging er definitief een hek om vuilstort Diemerzeedijk. In 1989 legde Rijkswaterstaat een noodsanering aan, die tot 1998 stand hield. Toen begon, met het oog op de aanstaande komst van IJburg, de grootscheepse sanering.

Tegenwoordig komt Cees haast nooit meer aan ‘de overkant’. “Sinds het pontje weg is, is de afstand groot hoor,” lacht hij. Soms gaat hij met zijn kleinkinderen – hij heeft er sinds kort een zesde bij – de Nesciobrug over om langs de dijk te wandelen. “Om ze te vertellen over de natuur en hoe het vroeger was.” Dan slaat de Diemenees zijn plakboek dicht. “Heb je genoeg zo? Meer weet ik er ook niet van.”

Door Linda van den Dobbelsteen