Op de Surinamekade staat een van de laatste havenkranen van Amsterdam: de KNSM-kraan bij Loods 6. Op het Entrepotdok staat er ook nog eentje. Enkele tientallen jaren geleden waren het er nog honderden. De kranen werden gebruikt voor het laden en lossen van de talloze vrachtschepen die Amsterdam aandeden. Het moet een indrukwekkend gezicht zijn geweest. Na een verzoek van Erfgoedvereniging Heemschut en het Cuypersgenootschap is de KNSM-kraan geaccepteerd als gemeentelijk monument. Desondanks is de toekomst ervan onzeker, want voor noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan de kraan is geen geld.
De Figeekraan – nummer 2868 – werd in 1958 gebouwd en geplaatst in opdracht van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij (KNSM). Figee was destijds een gerenommeerd bedrijf als het om havenkranen ging. Hendrik Figee startte in 1836 in Haarlem een timmerfabriek die zich toelegde op het maken van pakkisten, maar voegde er later een werkplaats aan toe voor het repareren en produceren van ijzeren werktuigen. Deze tak groeide uit tot een machinefabriek, waar Figee in 1871 zijn eerste hijskraan bouwde.
Industrieel erfgoed
Het Oostelijk Havengebied bestaat bijna geheel uit kunstmatige eilanden en schiereilanden, die tussen 1874 en 1927 zijn aangelegd voor havenactiviteiten. Het KNSM-eiland stamt uit 1903. Na de Tweede Wereldoorlog nam het belang ervan echter snel af, onder meer door de verplaatsing van veel havenactiviteiten naar het Westelijk Havengebied.
Het Oostelijk Havengebied kreeg al in 1975 een woonbestemming, maar het duurde tot in de jaren negentig voordat dit werd gerealiseerd. Dat was – achteraf bezien – een gelukkige vertraging, want in de tussentijd was het besef gegroeid dat industrieel erfgoed het behouden waard is. Daardoor zijn diverse herinneringen aan de vroegere havenactiviteit overeind gebleven, waaronder de Figeekraan aan de Surinamekade.
Nieuwe bestemming
De behouden kraan op de Surinamekade is een top- of wipkraan en dat betekent dat hij geen vaste arm heeft, maar een die op en neer kan bewegen. De arm wordt in balans gehouden door een scharnierend contragewicht.
Staand onder de kraan vallen vooral de gestapelde houten behuizingen op. De onderste bevat onder meer de motoren en de hijsspoel, de middelste herbergt een zogenoemd relais en een werkhoek. De bovenste is de machinistenhut: daar zat de kraandrijver. Die bovenste hut lijkt het best bewaard.
Maar wat moet je met zo’n vervallen industrieel monument? Er zijn in de loop van de tijd diverse plannen ontwikkeld voor het hergebruik van deze kraan. Deze krant presenteerde vorig jaar het idee om er een werkplek in te richten voor kunstenaars, iets wat goed zou aansluiten bij de bestemming van Loods 6, die ook grotendeels door creatievelingen wordt bevolkt. Het Scheepvaartmuseum heeft interesse getoond in de kraan en weer anderen spelen met het idee om er een zeer kleinschalig hotel van te maken. Stuk voor stuk interessante plannen, maar wie zal dat betalen?
(research: Gerard Goudriaan)
Lees hier andere verhalen in de serie Historische plekken in Oost.