Nieuws

De Dappermarkt is een gatenkaas

De Dappermarkt kwakkelt. Bij slecht weer staan er weinig kramen en het aanbod is niet divers genoeg. Op de markt wijten ze deze manco’s aan het beleid van het stadsdeel en het marktbureau. Maar bij de gemeente vinden ze dat de marktlui het eerst onderling eens moeten zien te worden.

Een druilerige vrijdagmiddag in de krokusvakantie. De Dappermarkt, met name de uiteinden van de markt bij de Mauritskade en de Wijttenbachstraat, maakt een wat treurige indruk: een kraam, een tijdje niks, en dan weer een kraam. Helemaal aan het einde is er zelfs plek voor een geparkeerde auto. Ligt het misschien aan het slechte weer?

Een week later: stralende zon en volk op de markt. Toch zijn ook nu lang niet alle plekken bezet. “Een gatenkaas is het”, constateert kaasverkoper Klaas Grootveld. Hij kan het weten, hij staat al 44 jaar op de markt. “D’r kunnen nog wel honderd kramen bij. Kijk maar, de afstand tussen de kramen is te groot.”

Wat is er aan de hand op de Dappermarkt, een van de grootste markten van Amsterdam? Hoewel het stadsdeel en de markttoezichthouders menen dat de lege plekken een gevolg zijn van de wintermaanden en dat het in de zomer vanzelf goed komt, constateren de mensen op de markt iets anders.

Het is een combinatie van de naweeën van de economische crisis en van slecht overheidsbeleid, legt bakker Dimitri de Regt uit. Hij is een van de vaste kraamhouders op de markt en voorzitter van de Belangenvereniging Marktondernemers Dappermarkt.
Hij wil niet zuur doen, zegt hij. “Het gaat net de goeie kant op.” Maar volgens hem ontbreekt het bij het marktbureau, dat de markt in beheer heeft, aan commercieel inzicht. De ambtenaren staan te ver af van het marktwezen en er heerst ‘integriteitsangst’. Hij doelt op het behoedzame marktbeheer van de gemeente, ingegeven door een aantal corruptiezaken in het verleden.

Een voorbeeld: er is geen marktmeester meer. Die rol wordt nu vervuld door een team van markttoezichthouders in dienst van de stad. Ze rouleren: een paar dagen Noord, dan weer Centrum, gevolgd door de Dapper. Signaleren zij iets – rommel, een te ver uitstekende kraam, kooplieden die de boel bedonderen – dan wordt dat doorgegeven aan het marktbureau van de gemeente. Die sturen eerst een brief, en als het dan nog niet opgelost is, iemand van Handhaving. De Regt: “Als marktmeester moet je letterlijk de markt meester zijn en mensen kunnen aanspreken op hun gedrag”. Dat gebeurt dus nu via een omweg langs de gemeente.

Als er niet wordt ingegrepen, is er over drie of vier jaar geen markt meer over, denkt Fred Koster van Boer Geert. Met een kaaskraam en -winkel staat hij al vijftig jaar op de markt. “Het komt nu voor dat we af en toe met zeven kramen de hele markt vormen. Dan is de juffrouw die met de tram komt natuurlijk teleurgesteld. Da’s de doodsteek, want de volgende keer komt ze niet meer.”
Op zijn telefoon heeft hij een lijstje staan met producten die hij graag op de markt zou hebben. Hij somt op: hengelsportbenodigdheden, sportkleding, fournituren, fietsonderdelen, dierenvoer. “En zo kan ik nog wel even doorgaan.” Volgens Koster zou dat de markt er weer bovenop kunnen helpen.

Ook Koster wijt de problemen aan het beheer vanuit de gemeente: er is geen beleid om de markt divers te houden. “Voor verse waar heb je een loods, een weegschaal en een vrachtauto nodig; het is makkelijker om een bak panty’s achter in je auto te gooien.”
Het is te moeilijk om je kraam over te dragen, zodat investeren onaantrekkelijk is en met het huidige beleid is er te veel ruimte voor mooi weer-marktlui.

Om de invloed van het stadsdeel te verkleinen en het reilen en zeilen van de markt meer in handen van de ondernemers te leggen, wil bakker De Regt dat de markt weer in beheer van de kraamhouders komt.

Het stadsdeel is op de hoogte van deze plannen. Een aantal marktlieden hield een presentatie, maar een concreet voorstel dienden ze nog niet in. Het stadsdeel is vanzelfsprekend vóór een betere en aantrekkelijkere markt. De vraag is alleen of privatisering de enige weg is. “Soms krijgen wij het gevoel dat de verzelfstandiging een doel op zich is”, laat het stadsdeel via een woordvoerder weten. “Marktkooplui vinden het nu al lastig elkaar aan te spreken als mensen te weinig dagen op de markt staan. Wordt dat beter bij een privatisering? Wij wachten de plannen af, maar gaan er alleen iets mee doen als een meerderheid van de markt dat wil.”

Op de markt is lang niet iedereen blij met de plannen. “Op de geprivatiseerde markt zie je dat diegenen die het meest betalen ook een voorkeurbehandeling krijgen”, zegt kaasverkoper Grootveld. “De straat is niet van ons, die zullen we dus moeten huren van de gemeente. Wat kost dat? En wie gaan er voor die private markt werken, en voor welk salaris? Ik betaal nu honderdvijfentachtig euro voor het schoonmaken en het ophalen van het afval. Bij een geprivatiseerde markt zouden we dat zelf gaan regelen. Maar wat als de markt dan niet vol staat? Dan gaat de prijs waarschijnlijk omhoog.”

Tijdens ons gesprek helpt Grootveld een klant of zeven aan wie hij niet hoeft te vragen wat ze willen. Hij pakt meteen de juiste kaas, laat de klant bij wijze van formaliteit proeven en praat verder. “Waar ik het bangst voor ben is dat we onze anciënniteit verliezen. Als het mislukt gaat de markt weer terug naar de gemeente en zijn we alles kwijt wat we hebben opgebouwd. Liever zou ik zien dat ze de markt zouden saneren zoals dat buiten de grote steden gebeurt. Dan krijgen we echte diversiteit en niet tientallen stallen met telefoonhoesjes.”
Dan begint de kaasboer te lachen. “Ik moet nog zien of het echt gaat gebeuren. En bovendien, privatiseren? Nee dank je, want wie vertrouwt er nou een marktkoopman?”

Lees ook:
De Dappermarkt kraakt, niet nóg meer sokken (26-02-2015)