Iedere ochtend verschijnt hij weer, in al zijn blauw-witte glorie. Verkleumd, verhit of verzopen dring ik door dat kleine deurtje en laat ik het apparaat bij de conducteur piepen. Net als de andere mensen. Al die andere mensen.
Ik denk dat ik inmiddels driekwart van IJburg voorbij heb zien komen tijdens mijn reisjes in de 26. Ik heb een haat-liefde verhouding met al deze medereizigers. De ene dag hou ik vrolijk een gesprekje met de mevrouw die ook haar fiets met moeite in de standaard krijgt, de andere dag geef ik dat rotjoch dat voordrong bij het instappen nog een extra duw.
Ik vermaak me altijd prima in de tram. Koptelefoon op, telefoon in de hand (je kent ze wel, die meisjes die geconcentreerd met hun blackberry’s zitten te spelen). Maar ik kijk vooral rond. Want de mensen zijn vreselijk interessant.
Voor me staat een vrouw, die een haarband met haren opheeft. Het ziet er heel raar uit. Ze heeft minstens 5 katten en kanten gordijnen. Naast me zitten twee meisjes met exact dezelfde jas, zwart, glimmend en met een enorme bontkraag. Ze giechelen en wijzen naar hun telefoons. Ze doen nu nog aardig tegen elkaar maar als ze straks met hun andere vriendinnetjes zijn kan het roddelen beginnen. Bij de deur staat een lange jongen met een enorme rugzak. Hij heeft oortjes in en zijn hoofd beweegt mee met de muziek. Hij heeft nog een hele goeie band met zijn moeder. Lijkt me een aardige knul.
Dat waren mijn observaties voor vandaag. En als jullie naar buiten kijken, begrijpen jullie dat er de komende weken nog een heleboel observaties gaan volgen. Wish me luck.
XXX Merel