Trauma

Er zijn weken dat ik het eiland niet af kom. Mijn huis staat op Haveneiland. De school staat daar er tegenover. Ik werk op Steigereiland. Restaurant Bloem doet zeker niet onder voor een Italiaan in de stad. En ik heb toch geen puf om uit te gaan. Dus. Maar nu moet ik de komende weken van IJburg af. En niet even wennen, ergens naar de Indische buurt of zo. Nee, ik ga naar Leeuwarden om daar een regionaal traumateam op te zetten. De laatste keer dat ik in Leeuwarden was, twaalf jaar geleden, gaf ik een workshop aan het politiekorps daar. Dat was overigens best traumatisch. Het ging toen over (seksuele en raciale) diversiteit in het korps. En ik vertegenwoordigde volgens hen een mooie diversiteit: Aziatisch en niet lesbisch. Veertig blonde vrouwen keken mij priemend aan. Ik schraapte mijn keel en probeerde het ijs te breken door mijzelf voor te stellen. Ik noemde mijn voornaam. Dit stuitte meteen op weerstand: “We zeggen liever mevrouw, we kennen u niet”. Ik lachte als een boer met kiespijn en ratelde dat beleefdheid een groot goed was. Daar konden ze in Amsterdam nog wat van leren. Langzaam ontdooide de zaal totdat ik weer een fout maakte. Er werd gesproken over moeilijke zaken die tijdens het werk waren gebeurd. Er werd gemompeld, ik keek moeilijk. Een vrouw legde uit: “Dat met die koeien.” Pardon? In de zaal werd over en weer in het Fries gesproken, ik snapte er niets van. Ik weet niet of het mijn kennis van Latijn was of telekinese, opeens begreep ik waar ze het over hadden. De gekke koeienziekte! Ik giechelde van opluchting. Als blikken konden doden! Ik snapte de boodschap. Over dode koeien moet je niet lachen en het had niets met raciale of seksuele diversiteit te maken. Gelukkig.
Deze keer ben ik beter voorbereid. Ik lach niet als er niets te lachen valt. En ik noem mijn achternaam met een zeer serieuze blik in mijn ogen. Ik ga de verslavingszorg trainen hoe om te gaan met werknemers die een schokkende gebeurtenis meemaken. Het zijn altijd hele indrukwekkende trainingen om te geven. Trauma spreekt iedereen aan. Voor veel stoornissen zijn de meeste mensen niet geschikt. Je moeder kan nog zo afstandelijk zijn, schizofreen word je er niet van. Verdrietig waarschijnlijk, boos ook, agressief zelfs, maar niet schizofreen. En ook al ben je nog zo gestrest, een paniekaanval in de supermarkt is de meesten nog nooit overkomen. Maar trauma, trauma is van ons iedereen. Iedereen heeft wel eens iets moeilijks meegemaakt, ieder huisje draagt zijn kruisje. En hoewel sommigen er duidelijk meer talent voor hebben dan anderen, kan uiteindelijk iedereen getraumatiseerd raken. Dacht men vroeger dat gekte gewoon in sommige mensen zat (zoals de dorpsgek nu eenmaal bestond), door de vele oorlogen weten we inmiddels dat ook ‘gewone’ mensen gestoord kunnen worden als ze genoeg narigheid te verstouwen krijgen. Jongemannen van goede komaf gingen gezond naar het front en kwamen totaal in de war terug. Dit heeft geleid tot een betere bejegening van patiënten. Want als het je aardige neef kan overkomen, wie is er dan nog veilig?
Door mijn werk in de adoptiewereld kom ik veel met trauma in aanraking. Kinderen die verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt in hun land van herkomst. Adoptieouders die de lange en vaak vruchteloze weg van IVF en ziekenhuizen als heel indringend hebben ervaren. Hoe kun je dat verdragen? Hoe ga je verder? Door hoop. Hoop doet leven. Zo hoorde ik van een Colombiaans jongetje dat verward en angstig op het vliegtuig naar Nederland was gezet om geadopteerd te worden. Hij hoorde een vreemde taal dat nog op meest op de taal van supergrover leek (gggggr, goededag). Vreemde witte mensen (is iedereen hier ziek of bijna dood?) Een nare geur (melk en kaas stinkt net zo erg als verrotte vis volgens sommigen). Hij werd wanhopig. Bij de douane keek een medewerker hem vriendelijk aan en gaf hem een aai over zijn bol. En hij besloot: ik ga er het beste van maken.