Ivan Boszormeyi-Nagy (1920-2007) was de grondlegger van de contextuele therapie. Zijn moeilijke naam mag geen reden zijn hem niet te noemen, want deze Hongaarse psychiater had werkelijk interessante ideeën. Nagy ontdekte dat mensen alleen goed kunnen functioneren als er een rechtvaardige balans is tussen geven en ontvangen. Als deze balans verstoord raakt, bijvoorbeeld doordat je geen erkenning krijgt van je ouders, dan bouw je destructief recht op. Je hebt recht op iets, je bent tekort gekomen waardoor de behoefte aan balansherstel ontstaat. Door bijvoorbeeld heel eisend te doen naar je eigen kinderen, alsof je nog wat te goed van ze hebt. Of door zoveel te geven dat je vergeet dat je zelf ook nog behoeftes hebt. Zoveel problemen in mijn praktijk hebben te maken met deze disbalans. Exen die ook na de scheiding nog een appeltje met elkaar te schillen hebben. Toch nog hopend op erkenning, excuses en schuldbetuigingen. Kinderen die niet willen luisteren, mokkend hun schouders ophalen omdat ze vinden dat er ook niet goed naar hen wordt geluisterd en gezorgd.
Ik probeer de balans tussen geven en ontvangen goed te bewaken. Dit is best ingewikkeld gezien mijn leven als therapeut en moeder, waardoor geven zowel mijn beroep als vrijetijdsbesteding is. Tegelijkertijd heb ik een adoptieachtergrond, waardoor je altijd ergens het gevoel houdt nog wat goed te maken te hebben, terwijl je weet/voelt dat je tekort bent gekomen.
Een prima voorbeeld van een balansherstellende activiteit is naar Ramon te gaan. Ramon is een vrolijke springerige jongen (ADHD is noodzakelijk voor bepaalde beroepen!) die op vrijdagochtend ‘Burn’ geeft op mijn sportschool. ‘Burn’ is hard en vaak bewegen op muziek zodat je calorieën verbrandt. Ramon begint de les met wat over zichzelf te vertellen en verwacht dat de dames luisteren. Dit is een enorme eyeopener, je kunt gewoon wat over jezelf vertellen! Daarnaast geeft hij ook veel terug. Hij zegt wijze dingen als: “Kom op dames, want rusten doe je thuis.” Of: “Na een training, smaakt water extra lekker.” Hij houdt rekening met lichamelijke grenzen. Zo zegt hij tegen de vrouw die de hele les willekeurig heen en weer schuifelt: “Ja, precies, je hoeft niet altijd te springen.” En tijdens de zogenoemde ‘ponydans’ wordt hij niet boos als je het niet doet, maar hinniken mag wel. Hij doet het natuurlijk wel. En ook al lijkt Ramon prima in zijn vel te zitten (vonden jullie het ook zo gezellig, ik wel!), hij weet waarschijnlijk niet dat er onder de dames een bewonderend psycholoog zit.