Als je kinderen goed wilt opvoeden, moet je zelf het goede voorbeeld geven. Kinderen luisteren niet zozeer naar wat je te zeggen hebt (een enkele keer als je geluk hebt) maar kijken wel goed naar wat je doet. Als jij belangstellend vraagt aan je zoon hoe zijn dag was, heb je kans dat hij dat een op gegeven moment (het kan even duren) ook eens aan jou gaat vragen. Als jij veel vloekt, vloeken je kinderen ook meer. Ik kan mij herinneren dat ik een keer mijn teen stootte en “kut” riep. Mijn toen bijna tweejarige dochter haalde haar speentje uit haar mond en mompelde vrolijk: “met peren”. Ik keek om mij heen maar kon niemand anders de schuld geven. Sommige ouders klagen dat hun kind zo koppig is, zo weinig meegaand. Om even later te zeggen: “Ik ben heel consequent, bij mij geldt NEE IS NEE. Ik zal nooit toegeven”.
Als ouder heb je een voorbeeldfunctie. Als psycholoog voel ik deze druk ook. Ik vind dat ik cliënten niets mag adviseren wat ik zelf ook niet zou doen. Zo had ik eens een jongen die erg angstig was. Hij vond veel dingen spannend maar zag met name op tegen het schoolkamp. Mensen vinden angst vaak iets negatiefs. Maar dat is het helemaal niet. Als we nooit bang waren, werden we stuntman of crimineel. Want je wilt wel voelen dat je leeft. Maar er zijn helaas maar weinig stuntmannen nodig. Ik leg mensen uit dat het vermijden van angst op korte termijn heel prettig is. Het probleem is weg, je bent niet bang meer. Maar op lange termijn werkt het niet, want je wordt steeds banger en het gevaar bestaat dat je steeds meer gaat vermijden. Je moet er doorheen. De jongen in kwestie besloot naar het schoolkamp te gaan, bravo. We bespraken uitgebreid hoe hij het minder stressvol kon maken. Ik vertelde hem over mijn angst om een karatewedstrijd te doen. Mijn sensei vond dat ik moest gaan. Geen enkel tegensputteren hielp, zelfs niet het reële: ik maak onze club te schande (ik probeerde in te spelen op Aziatisch eergevoel maar dat werkt niet goed in Nederland). Ik vond dat als ik de jongen naar schoolkamp stuurde, ik mij moest inschrijven voor de karatewedstrijd. Mijn sensei was tevreden. Maar ik ging twijfelen. Ik hoopte dat mijn inschrijving zoek was geraakt. Dat mijn tegenstanders buikgriep hadden gekregen. Als ik er al aan dacht voelde ik mijn knieën knikken. Ik vroeg wanhopig aan mijn sensei waarom zij een wedstrijd nou zo belangrijk vond. “Om te laten zien dat je bereid bent om te falen,” luidde het antwoord. Zo, nu voelde ik mij een stuk beter. De jongen ging naar schoolkamp, ik ging naar de wedstrijd. Het schoolkamp bleek mee te vallen, mijn wedstrijd niet. De jongen was trots en opgelucht en ik ook een beetje.