Mijn adoptiebroer, een bioproduct van mijn adoptieouders, vond het regelmatig nodig om mijn hoofd te vergelijken met een kubus. Ik begreep waar dat vandaan kwam. Want niet alleen van voren is mijn gezicht plat, ook van achteren vertoont mijn hoofd opvallend weinig bolling.
Later begreep ik dat de uitspraken van mijn broer wel eens jaloezie konden zijn. Want toen hij op de kunstacademie zat, bleek hij een groot bewonderaar van platte zaken. Platgestampte takken met de titel: het Bos. En afgeplatte stukken plastic, genoemd: de Situatie. Ook zijn collega’s beschadigden spullen die zij dan kunst noemden. Ik was blij voor mijn broer dat hij zijn soortgenoten had gevonden. Juist ik begrijp heel goed hoe belangrijk dat is.
Toen ik voor het eerst weer in Korea kwam verheugde ik mij om andere kubussen te ontmoeten. En ik ben er inderdaad nogal wat tegengekomen. Maar de laatste jaren wordt dat steeds minder en de reden hiervoor is plastische chirurgie. Het schoonheidsideaal voor de vrouw is: belachelijk dun, grote bange ogen en een HARTvormig gezicht. Ik voldoe aan geen van deze eisen. Maar met mij nog vele anderen. Vrouwen laten massaal vet wegzuigen, hun ogen opereren en hun kaken vijlen. Lelijk blijven is een keus, is het motto. Vrouwen uit China die zich laten zich toetakelen in Korea doen va tevoren een DNA-test op het vliegveld zodat zij op de terugweg bij de douane kunnen ‘bewijzen’ dat zij echt de persoon in het paspoort zijn. Stelletjes die gaan trouwen vragen elkaars foto op van voor de operaties. Want straks trouw je een hunk maar krijg je zomaar kinderen met dikke bolle wangen en piepkleine oogjes.
Gewoon naar Korea gaan om kubussen te ontmoeten wordt dus steeds moeilijker. Ik moest het anders gaan aanpakken. Via de DNA-bank in Amerika heb ik twee jaar geleden een verre nicht leren kennen. En nu heeft een andere verre nicht zich aangediend. Ze woont in Washington DC, ze heeft een kleine Japanse hond die wegloopt als je hem niet aanlijnt en een oude blauwe Porsche. Dit is was ik wist toen ze twee weken geleden landde in Amsterdam.
Hoewel zelfs broers en zussen totaal niet op elkaar hoeven te lijken, ga je toch op zoek naar overeenkomsten. Haar adoptieouders vonden dat we net een tweeling waren. Toen ik verbaasd keek, legde mijn nicht uit dat haar ouders vonden dat elke Aziaat er hetzelfde uit zag. Gelukkig hadden ze maar één kind geadopteerd. We bleken allebei een obsessie met eten te hebben. Maar daarin is Azië één grote familie. Er moest meer zijn en dat was er ook. Hoewel zij een hondenliefhebber is (en ik niet) bleken we gemeen te hebben dat we allebei agressief worden van hondenpoep op straat. Zij vertelde dat in Washington een hond zijn DNA moet afgeven bij de registratie. Als er dan ergens poep werd gevonden, werd er een DNA-test gedaan. De rekening kwam direct bij het baasje in de bus. Briljant. Als ik in de Tweede Kamer zat, zou ik hier direct een wetsvoorstel van maken. Een andere grote overeenkomst bleek dat zowel mijn nicht en mijn zoon een hekel hebben aan lieveheersbeestjes. Zij noemt ze dan ook niet ladybirds maar ladybugs. Mijn zoon had al eerder melding gemaakt dat lieveheersbeestjes gigantisch stinken. Hier had ik nooit veel aandacht aan besteed maar voor mijn nicht was het een verademing een medestander te hebben. Zij waarschuwde mijn zoon ook meteen dat deze krengen niet alleen stinken maar ook lelijk kunnen bijten. Ze liet horrorfoto’s zien van overheersbeestjes die een onschuldige hond aanvielen. Met zoveel overeenkomsten kon het niet anders dan dat de DNA-test het helemaal aan het rechte eind had. We zien elkaar weer in het voorjaar in Korea. En dan zien mijn beide nichten elkaar. En dan maakt het helemaal niet uit dat ik één van de weinige kubussen ben.