Als architectuurcriticus van de Brug heb ik het moeilijk. Slechte gebouwen zijn er genoeg, maar waar zijn de goede? Met de kerstdagen in aantocht kan ik niet over een slecht gebouw gaan schrijven. De lezer verwacht een positief stuk, bewust of onbewust. Gaat u maar na, het is geen toeval dat kerstfilms altijd goed aflopen.
Het zal u opgevallen zijn dat ik het over Goede en Slechte architectuur heb. Alsof ik de wijsheid in pacht heb. Ik gebruik liever het woord ‘slecht’ dan termen als ‘lelijk’, ‘duf’, ‘overbodig’ of ‘fantasieloos’. De kwalificatie ‘slecht’ wekt de indruk dat er objectieve criteria gehanteerd zijn bij het beoordelen van een gebouw en dat de schrijver wel gelijk zal hebben. Neen lezer, ik wil graag gelijk krijgen, maar u hoeft het niet met mij eens te zijn.
Het waarderen of niet waarderen van een gebouw is een kwestie van smaak. Over de bouwkundige kwaliteit hebben we het nu niet. Waaien de stukken van de gevel? Loopt het regenwater binnen en buiten langs de muren? Voor een architectuurcriticus zijn dit geen criteria. Het is bekend dat alle (ALLE) huizen van Rietveld lekten.
Een architectuurcriticus bekijkt een gebouw van afstand, zoemt in op een detail, knikt instemmend, begrijpt de intentie van de ontwerper, verbaast zich over zijn lef, zijn originaliteit. Of hij ziet weinig verheffends. Hij ziet de compromissen, de ‘oplossingen’, ontstaan aan de vergadertafel. Alsof er oplossingen zijn in de architectuur. Hoe zou Picasso gereageerd hebben als als als…? Wat zou Berlage gezegd hebben als de meneer van de woningbouwvereniging had voorgesteld om de ramen speels te verschuiven ten opzichte van elkaar?
Als architectuurcriticus van de Brug heb ik het moeilijk. Niet alleen wil ik potentiële opdrachtgevers niet tegen het hoofd stoten, ik moet ook fair zijn tegenover mijn collega’s. Daarom noem ik geen namen. Dat is niet laf. Het is zelfbehoud, ik ben ook niet brandschoon. In het geval van het witbetegelde woongebouw naast de Montessorischool Steigereiland (over dit gebouw heb ik het natuurlijk!) kan ik zelfs geen namen noemen, al zou ik willen. Nooit een naam van een architect zien staan op een bord. Misschien is die weggehaald toen het besef begon door te dringen dat deze vaalwitte tegels niet tegen een gevel moeten, dat de bruine kozijnen vies afsteken tegen het crèmewit van de tegels, dat het geschuif met bruine en witte ramen sowieso een slecht idee is, dat… dat… Ik moet trouwens zeggen dat de opengewerkte punt met de terrassen wel mooi geworden is. Die mooie punt is vermoedelijk steeds getoond in de ontwerptekeningen, daarmee de aandacht afleidend van de mislukte kant. Zo is, wrang genoeg, de mooie punt mede schuldig aan het slechte resultaat.
Er is ook goede architectuur op IJburg. En wel op Rieteiland Oost. De welstandscriteria voor de villa’s op Rieteiland Oost sturen aan op robuuste vormen, het gebruik van onbehandeld hout, staal, steen en beton. Materialen die mooi verouderen. Die zich voegen in de natuur. De natuur bestaat uit het water rond het eiland, het uitzicht op het Diemerpark en de Diemerzeedijk en een dichte beplanting met subtropische bomen en planten (het bestemmingsplan schrijft tamarisk en dwerg-den voor). Architecten werden aangemoedigd om het platte dak eens te verruilen voor het lessenaarsdak. De kavels blijken daarvoor echter aan de kleine kant. Het blijven stadsvilla’s, wat mij betreft juist een interessante opgave.
Er zijn nu een tiental villa’s bewoond. Een van de mooiste is het huis dat architect Hans van Heeswijk voor zichzelf ontwierp. Uiteraard geen lessenaarsdak. Een strak en perfect gedetailleerd rechthoekig volume. Om het woord ‘doos’ te vermijden! Een gelaagde gevel, aan de buitenzijde luxaflex voor de complete glasgevel. Hier geen compromissen. Hier geen ‘oplossingen’. Het huis heeft een vide over drie bouwlagen met uitzicht op het park. Het glas is voor de vloeren langsgetrokken, kolommen, hekken en trappen zijn minutieus ontworpen. Alles in RAL 9006. Een beetje architect heeft geen kleurenwaaier nodig.
Jan van Erven Dorens