Een klein stukje doorfietsen en kijk, op de Diemerzeedijk, aan de Overdiemerweg, ligt Fort Diemerdam. Het domein van werkmeester Jos Bos en zijn jongens, zoals hij ze liefdevol noemt. Hij leert hen er alles wat met groenvoorziening te maken heeft. Zodat ze straks bijvoorbeeld hovenier kunnen worden. Tussen het maaien, het bestraten en het snoeien door vertelt hij hen van alles over de natuur. Het is zijn plekkie, dat op het oog verlaten Fort. Hoor hem eens enthousiast vertellen over zijn werk. Over het terrein.
Jos werkt voor ‘Herstelling’, dat op Fort Diemerdam een werkervaringsproject uitvoert. Het terrein is eigendom van Stadsherstel, dat het Fort in zijn oude glorie wil herstellen. “Ik ben er werkmeester. Het is mijn taak om jongeren te leren werken, ze te motiveren. Maar ook om ze normen en waarden bij te brengen. Deze jongens zijn overal gestrand. Op school, op het werk, soms ook thuis. Ze zijn gewend te lanterfanten. Het doel van Herstelling is om ze na ongeveer een jaar terug naar school of aan het werk te laten gaan.”
De jongeren zijn aangemeld bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam. Deze dienst biedt diverse re-integratieprojecten aan, zoals het traject van Herstelling. Op verschillende forten van de Stelling van Amsterdam verrichten de jongeren onder leiding van een werkmeester allerlei werkzaamheden, zoals schilderen, timmeren, dakdekken en bestraten. Veel jongens hebben hun opleiding niet afgemaakt. Sommigen hebben ook nog andere problemen. DWI probeert ze te helpen.
Werkmeester Jos heeft zes jongens onder zijn hoede. “Wij verzorgen hier het groen. Maar daar komt meer bij kijken dan je in eerste instantie denkt. Laatst hebben we hier bijvoorbeeld een pad aangelegd. Nou, dan leer ik ze welke gereedschappen je daarvoor nodig hebt en – ook héél belangrijk – hoe je die gebruikt. Maar we hebben ook een schaftkeet geplaatst, het riool aangelegd, insectenblokken en nestkasten gemaakt… Het meeste werk doen we op verzoek van Stadsherstel. Er is een klussenlijst opgesteld en ik pik de werkzaamheden eruit waarvan ik denk dat ze geschikt zijn voor mijn jongens.”
Jongeren die zijn aangemeld voor ‘Stichting Herstelling’ worden eerst twee weken getest. Vervolgens wordt er gekeken wat voor soort werk het best bij hen past, waarin eventueel een toekomst zou kunnen liggen. Daarna komen ze onder de hoede van een werkmeester. Er zijn zo’n vijfentwintig werkmeesters, die elk zes jongeren begeleiden. Vanuit het praktijkcentrum aan de Laarderhoogtweg in Zuidoost vertrekken de busjes dagelijks naar de verschillende projecten. De jongeren moeten om half acht aanwezig zijn. Een werkdag duurt tot 16.00 uur.
Op tijd komen lukt niet altijd iedereen. Jos: “Een werkmeester is tegelijk ook vertrouwenspersoon. Mijn streven is de jongens zodanig te motiveren dat ze op tijd willen komen. Maar daarmee ben je er natuurlijk nog niet. Je moet ze ook leren dat ze – om maar eens wat te noemen – hun petje afzetten tijdens het eten. Dat ze fatsoenlijk met elkaar omgaan, koffie voor elkaar inschenken, dat soort dingen. Wat voor jou en mij normaal is, hebben de meeste van deze jongens van huis uit niet meegekregen.’’
Maar wat gebeurt er als ze zich niet aan de regels houden? Jos, ernstig: “Dan worden ze daarop aangesproken. En soms volgt een sanctie, zoals het inhouden van geld. Dat klinkt hard, maar het is helaas soms nodig. Ze moeten leren dat het belangrijk is een goede indruk te maken. En gaat dat niet goedschiks, dan maar kwaadschiks.”
Jos werkt nu tien jaar bij Herstelling. Hij wilde ooit de agrarische sector in, maar belandde bij zijn broer in het metselbedrijf. Met als specialiteit het restaureren van oude panden. “Dat heb ik jarenlang met het grootste plezier gedaan, maar op een gegeven moment wilde ik toch wat anders. Dat komt, ik ben nogal natuur-minded. Dus zocht ik iets in die sector. Als opstapje ben ik cursussen gaan volgen bij het Noord Hollands Landschap en daar liep ik iemand van Herstelling tegen het lijf. Zij zochten iemand voor ‘het groen’, iemand die ook technisch inzetbaar was. Nou, sorry dat ik dat van mezelf durf te zeggen, maar dat was dus typisch een job voor mij. In de bouw voelde ik me toch altijd een beetje een buitenbeentje. Ik ben meer sociaal begaan. Laat me niet leiden door de waan van de dag. Kijk meer om me heen.’’
En dan vooral naar de natuur. Jos volmondig: “Ja, daar hou ik van. En daarom praat ik er ook zo graag over. Ook tegen de jongens. Wees zuinig op de natuur, zeg ik dan. En ik wijs hen op de bijzondere dingen hier op het Fort. Zoals de ringslang. Maar als we tijdens het werken zoiets eenvoudigs zien als een molletje, dan vertel ik daar ook over. Want de jongens denken: een mol is slecht. Maar zo is het niet. Ik leg dan uit hoe je kunt zien waar zijn nest zit en waar-ie zijn voorraadkamer heeft. Een mol kan gigantisch goed horen, wist je dat? Hij drukt de aarde in zijn gangetjes zo stevig aan, dat-ie het meteen hoort als er – ik noem maar iets – een regenworm in valt. Hij pakt ’m, bijt ’m een dwarslaesie en bewaart het verlamde beestje in zijn voorraadkamer. Zo komt zo’n mol mooi de winter door. Nee, wij zetten hier geen klemmen. Ben je gek. Als we in de moestuin molshopen hebben, verspreiden we de grond telkens opnieuw.”
Zo zit Jos vol verhalen. Over brandnetels en weegbree. Over paddenstoelen. Over de ringslang en het Fort. Hij vertelt ze vol overgave aan zijn jongens. Zodat ze naast werken en discipline ook leren hoe ze naar de natuur kunnen kijken. “Ik wil best begeleiden, graag zelfs, maar het moet wel inhoud hebben. Want ik ben geen oppas. En het mooie bij Herstelling is: ze geven me die ruimte.”