Column

‘Weinig blokjes bereik op IJburg’

Er vlogen hagelbuien en natte sneeuw over het noordoostelijke deel van Amsterdam. Het was een late namiddag in november. De mensen liepen gebogen tegen de wind en de onaangename natheid in. Het waren omstandigheden die schreeuwden om een gin-tonic. Beide ingrediënten waren niet in huis.
De auto bracht me naar de IJburglaan, waar aan een pleintje een soort winkelcentrum ligt.
Parkeren was zoals altijd een probleem. Er was wel degelijk plaats, maar deze wijk mag dan voor sommigen een soort walhalla zijn, de wifi is er een drama. Ik stapte uit en liep naar het pleintje waar de parkeerapp een zeker bereik had.
Ik ging naar binnen bij de drankenzaak, onderdeel van een keten met een dubbele naam.
De door mij gewenste gin kende de man niet.
‘Verkopen wij die?’
‘Absoluut, kijk hij staat daar,’ zei ik.
Sinds ik deze gin, een Spaanse, ooit had gedronken bij een restaurant van Ottolenghi in Londen, zwoer ik erbij. Hij was gedestilleerd uit olijven, tijm, rozemarijn en basilicum. Ottolenghi zet zijn klanten echt geen rommel voor. Ik geef toe dat deze gin een zeker snob-appeal heeft, maar lekker is hij wel.
Buiten sloeg er van alles in mijn gezicht. Het was van dat weer dat korte metten maakt met de geringste poging om een paraplu op te steken.
Behalve met het starten van de parkeerapp is het in gebieden met instabiele wifi of weinig blokjes bereik op de iPhone, ook lastig om de app uit te schakelen. Voor je het weet ben je een euro verder. Als je juichende mensen ziet op de IJburglaan, zijn ze er meestal net in geslaagd om het betaald parkeren te beëindigen.
Thuis legde ik de tonic in de vrieslade en zocht ik naar ijsblokjes. Het zijn details, maar ik zit donderdagavond 28/11 in de OBA om over mijn werk te praten, dus ik loop de hele dag het schrijven van proza te analyseren. Details kunnen een sterk fundament onder een tekst vormen.
Ik googelde de historie van de drankenketen. De eerste winkel werd geopend in de Ferdinand Bol op de hoek van de Jan Steen. De man van de 33-jarige mevrouw Maria Gall was dood en ze moest wat. De zaken liepen gesmeerd. Er werd uitgebreid en uitgebreid. Toen de weduwe Gall zelf na 31 jaar het loodje legde, zetten haar twee zoons de zaken voort.
Vandaar de dubbele naam.