De Jas

‘De universiteit was een onvoorstelbare wereld voor mijn vader en moeder’

Sandra Langereis schreef biografieën over Erasmus en planetariumbouwer Eise Eisinga, en won in de week van het interview de prestigieuze De la Courtprijs. Ze is geen kroegtijger maar heeft in de aanloop naar haar vijftigste verjaardag geleerd bier te drinken.

Laten we afspreken in Studio/K, appt ze. “Als filmfanaat kom ik daar graag. Het ligt precies tussen de Dapperbuurt waar ik 16 jaar woonde en Oostelijk Havengebied waar ik nu 18 jaar woon.”

Langereis is een fenomeen in de Amsterdamse academica, haar oeuvre heeft een enorme reikwijdte. Haar studie en promotie bij de Universiteit van Amsterdam rondde ze beide cum laude af. Als postdoc-onderzoeker en universitair docent was ze verbonden aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden.
Bij de universiteiten stopte ze meer dan tien jaar geleden omdat ze fulltime onderzoeker en schrijver wilde worden. “Ik had heel veel plezier in college geven. Maar een biografie van Erasmus schrijven is een enorm project dat veel tijd kost. Ooit had ik nog het idee om een huis te kopen, maar door zelfstandig onderzoeker te worden ben ik in inkomen een flinke stap achteruitgegaan.”

Dat herinnert aan een zin uit een liedje van Boudewijn de Groot: maar van de kunst kan niemand leven.
“Dat hebben we ook wel ondervonden. Ik ben kind van ouders die in en voor de oorlog geboren zijn en een vooroorlogse opvoeding hebben gekregen. Van hard werken en sparen. Ik had wel spaargeld en kreeg van het Letterenfonds een biografiebeurs. In die zeven jaar kon ik wel boodschappen doen, maar toen de drukproef bijna klaar was, was mijn spaargeld op. Gelukkig is het boek meerdere keren herdrukt.”

Je bent iemand die heel ambachtelijk te werk gaat.
“Ik maak aantekeningen in zo’n schriftje van de lagere school met een vulpootlood. Ik ben in de jaren tachtig gaan studeren, oldskoolopgeleid. Literatuur zoeken was heel systematisch werk. Ik schreef alles op kaartjes en daar kocht ik weer bakjes voor. Die tijd is met alle digitalisering wel voorbij, maar ik bezoek wel graag plekken die van belang zijn voor het boek.”

Ben je voor je boek over planetariumbouwer Eise Eisinga naar Friesland afgereisd?
“Zeer zeker. Natuurlijk om het planetarium te bezoeken en om rond te lopen in de dorpjes waar Eisinga en ook zijn ouders hebben gewoond. Dat is voor mij noodzakelijk, zo krijg ik een goede feel. Ik moet kunnen kijken, ruiken, voelen, zien en horen. Letterlijk. Maar voor mij als biograaf is alle digitale vooruitgang ook een zege. Als ik nu op een vrijdagavond om elf uur iets wil weten over de grootvader van Eisinga, dan kan ik dat zo vinden in een van de archieven.”

Tussen de regels door lees ik ook over het belang van onderwijs.
“Ik noem onderwijs de motor voor sociale emancipatie.Het is natuurlijk een thematiek die in alle eeuwen ontzettend belangrijk is en ook in al mijn biografieën een belangrijke rol speelt. Het is ook heel persoonlijk voor mij. Ik kom uit een arbeidersgezin uit Noord waar mijn vader de ambachtsschool heeft gedaan en mijn moeder de lagere school niet heeft afgemaakt. In de jaren zeventig profiteerde ik van de erfenis van een sociaaldemocratisch beleid, waarbij erop werd ingezet dat kinderen uit kansarme gezinnen in staat gesteld moesten worden om te leren. Zo ben ik uiteindelijk op de universiteit beland, wat een onvoorstelbare wereld voor mijn vader en moeder was.”

Dan zijn het voor jou geen vrolijke tijden met een kabinet dat bezuinigt op wetenschap, onderwijs en cultuur.
“Ik denk dat de regering denkt op deze manier de elite te pesten. De afgelopen jaren is er geprobeerd om iets te doen aan de veeteelt, de landbouw en de stikstofuitstoot. Dat hebben veel boeren ervaren als gepest vanuit de Randstad. De partijen die het nu voor het zeggen hebben, hebben zich voorgenomen om terug te pesten. En dan vooral de dingen waarvan zij denken dat de Randstadmens zich er druk over maakt. Terwijl ook in de provincies kansarme volwassenen en kinderen baat hebben bij betaalbare boeken, sportlidmaatschappen en zwemlessen.”

De plek waar we nu zitten, Studio/K.
“Ik ben een filmfreak en heb sinds de coronatijd een Cineville-pas. Ook een beetje uit solidariteitsoverwegingen. Studio/K is echt een studentenbioscoop, waar heel leuk publiek op afkomt en waar ze heel bijzondere films programmeren. Die je op groot doek moet zien en waar je vervolgens over na kan gaan denken. Het leuke aan een bioscoop is de gezamenlijke filmervaring.”

Bij welke winkels kom je graag?
“Boekwinkels zoals boekhandel Van Pampus in het Oostelijk havengebied, en Java Bookshop hier om de hoek. Natuurlijk kijk ik even of ze mijn boeken hebben. Laatst fietste ik langs Pantheon Boekhandel en in de etalage stond mijn boek met een poster erbij. Daar maakte ik meteen een foto van voor de familie-app.”

Waar eet je graag?
“Het is vandaag een bijzondere dag, want Lalla Rookh wordt heropend. Een geweldig Surinaams eethuisje bij de Dappermarkt dat een tijd dicht was door brand. Ik bestel er meestal lamsroti met een ei en bojo als toetje, een soort zachte cake van cassave met gekleurde spikkeltjes erop.”

Welke cafés?
“Ik ben geen kroegtijger, maar in de zomer of op een mooie herfstdag ga ik naar Kanis en Meiland. Als ik van mezelf even niet hoef te tikken ga ik daar op het terras zitten. Om koffie te drinken of soms een biertje. In de aanloop naar mijn vijftigste verjaardag heb ik bier geleerd te drinken, dat dronk ik tot dan toe niet. Nu vind ik een IJwit van Brouwerij ’t IJ heerlijk.”