We hebben het niet meer over die keer dat er een emmer water naast de kerstboom stond –bij echte kaarsjes hoort een emmer water voorhanden te zijn – en dat er slingers rood crêpe- papier in de boom hingen. Er was sprake van een nieuwe vloerbedekking: geel. Wat er gebeurt als er een kaars gaat druipen en iemand, in paniek door een beetje geknetter en de geur van verschroeide naalden, de emmer pakt en het water in de boom gooit zonder rekening te houden met de kleur van het crêpepapier op de nieuwe vloerbedekking. Over die kerstmis praat ik niet meer. Niemand in de familie trouwens. Alle betrokkenen zijn dood.
‘Jongen, zet jij de kerstplaat van Harry Belafonte eens op,’ zei mijn vader.
Al snel klonken de zoete klanken van Harry’s stem door de kamer en zong men zachtjes mee met Mary’s Boy Child (Jesus Christ was Born on Christmas Day.)
Je kon twee dingen doen: de kamer verlaten om zelfmoord te plegen. De andere optie is me ontschoten.
Mensen breken zich het hoofd over de vraag waarom er met kerstmis altijd ruzie is. Ik zeg: te veel familieleden in een kleine ruimte.
Heel vroeger mochten wij geen boom. Alleen heidenen hadden een boom. Wij hadden een stalletje met een lampje erin dat aan een batterij hing. Om de batterij heen zaten dikke elastieken waarmee de stroomvoorziening tegen het plafond van de stal was bevestigd. Jezus lag prima uitgelicht in zijn kribbe. Om het stalletje heen was rots-papier geplooid waarin schapen graasden. Aan de einder kwamen drie koningen naderbij.
Op tweede kerstdag werden de drie koningen, de herders en de schapen belaagd door plastic indianen met een tomahawk. Historisch hoefde het niet te kloppen als de moordpartij zich maar in alle rust ontvouwde.
Een terugkerend schouwspel was mijn oma die ingehouden kreetjes slakend net na Billy Smarts kerstcircus met gekruiste benen naar de gang schuifelde.
‘Ik doe het niet in mijn broek, ik doe het niet in mijn broek,’ riep ze geconcentreerd.
Harry zong: Where the Little Jesus Sleeps, mijn vader neuriede mee met gesloten ogen en mijn andere oma zei: ‘Ik denk dat ze wel in haar broek piest.’