Na drie maanden van deels gedwongen, deels vrijwillige lockdown in Frankrijk, liep ik vorige week in de Albert Heijn op IJburg. Al snel zag ik dat ik de enige was met een mondkapje op. Wie waren hier nu de uitslovers, ik of al die ontspannen Amsterdammers. Ik kwam net uit een land waar je zonder mondkapje geen winkel in kwam, nog steeds niet, en waar ik minstens zes weken lang maar een uur per dag naar buiten had gemogen met een ingevuld en getekend formulier op zak met informatie waar de reis naar toe ging en wat het doel ervan was. In ben in die periode vier keer aangehouden met het verzoek mijn attestation te tonen.
Een man in ons gehucht had een bekeuring gekregen omdat hij slechts koffie had gekocht. Koffie was geen eerste levensbehoefte volgens de Franse autoriteiten. Dat was daar de sfeer.
En nu, net verlost van de overigens zonder morren gedragen dwang, liep ik in een supermarkt in anarchistisch Amsterdam en probeerde uit alle macht me niet belachelijk te voelen.
In mijn flatgebouw had ik het kapje ook op, ik drukte liftknopjes in met een sleutel en opende deuren met mijn mouw. Buiten deed ik het kapje even omlaag om het in winkels weer voor mijn neus te trekken.
Hier zeggen ze dat een kapje alleen psychologisch helpt, daar dat het daadwerkelijk nuttig is. Waarom het in het openbaar vervoer en in vliegtuigen dan wel moet, zeggen de virologen niet. Nou, dan niet. Intussen komen er uit Duitsland rapporten dat de besmetting afneemt in plaatsen waar ze het mondkapje experimenteel verplicht hebben gesteld.
Ik neem het zekere voor het onzekere en zou het zeer op prijs stellen wanneer de lezers mijn voorbeeld zouden volgen. Een week maar hoor, dan ben ik weg. Dan geef ik alles weer vrij.
Over de snelweg zal ik naar het Zuiden rijden, met Nederlandse caravans en stationwagens om me heen op weg naar de camping. Ik zal me zorgen maken of ze wel mondkapjes bij zich hebben. Zo niet, kunnen ze geen boodschappen doen.
Het is daar IJburg niet.