De trouwe lezer van mijn stukken in de Brug ziet het al aankomen: eerst gaat hij uitgebreid vertellen hoe hij met moeite zijn gebouw heeft kunnen vinden, letterlijk en figuurlijk. Vervolgens haalt hij er van alles bij en pas op het laatst volgen een paar regels over het gebouw. Dit is inderdaad mijn recept geworden. Terecht; de context van een gebouw is vaak interessanter, bepalender, dan het gebouw zelf. Neem het Postillion Hotel in Amsterdam Overamstel, een van de bouwputten van de stad.
De naam ‘Overamstel’ is gekozen om maar niet geassocieerd te worden met het mislukte stadsdeel Zuidoost. Er zijn nog altijd pleitbezorgers van Zuidoost te vinden. Vaak bewoners, die het er best uit te houden vinden. Dat zal best zo zijn, maar ik zie vooral infrastructuur, leegte, stoplichten, benzinestations, drive-inrestaurants en heel veel lelijke gebouwen in alle bouwstijlen sinds 1965. De moderne architect kan kiezen uit aluminium en kunststof gevelplaten in de kleuren uit zijn kleurenwaaier. Die kan hij mixen met glas, beton, hout en baksteen in een kleurschakering tussen beige, oranje en donkerbruin. Het resultaat is een chaos aan vormen, kleuren en texturen. Een visuele nachtmerrie voor mensen die hier gevoelig voor zijn. Geef mij maar de skyline van Beiroet. Een uitgestrekt tapijt van hoge en middelhoge gebouwen. Hoge dichtheid, alles in beton, steen en glas in tinten wit en grijs. Eenheid in materiaal en kleur – prachtig. Dat mist dus allemaal in Zuidoost/Overamstel.
Dan nu over het Postillion Hotel, ontworpen door Concrete. Concrete ontwerpt vooral interieurs van winkels en hotels, nu doen ze het hotel zelf erbij. Van een afstand ziet het gebouw er intrigerend uit. Een moderne versie van de Bijlmerbajes. Carel Weeber, architect van De Schie-gevangenis in Rotterdam, vertelde in een lezing hoe hij had getest wat de maximale breedte van een spleetraam kon zijn opdat een gevangene er niet meer doorheen paste. Hij had jongens van twaalf jaar en ouder uitgedaagd zich door steeds smallere spleten te wringen. Een breedte van circa 20 cm blijkt de limiet te zijn, waarbij de maat van de schedel de beperkende factor is. Ik zie steeds voor me hoe zo’n jochie zijn lichaam door de spleet krijgt, maar blijft steken met zijn hoofd. Geestig.
De spleetramen van het Postillion Hotel brengen mij weer even terug bij good old Weeber, mijn afstudeerprofessor. De gevel is opgebouwd uit identieke rechthoekige strips in tinten beige en mokka. Van een afstand denk ik betonnen gevelelementen te zien, maar als ik dichterbij kom, zie ik dat het aluminium is. Ik klop er nog maar even op, zoals ik altijd klop op wanden, deuren en kozijnen. Het klinkt hol, leeg. Aluminium heeft geen karakter, geen textuur. Jammer dat het geen beton is. De strips zijn in elkaar geschoven en vormen een ingenieus patroon.
Een rigide ontwerp, onheilspellend. Een striptekenaar zou een hele batterij van deze torens tekenen om een naargeestige stad te schetsen. Dit is dus de visie van een interieurarchitect op een hoteltoren. De gevel is een esthetisch spel, een grap bijna. Een uitnodigend gebouw is het niet. De zakelijke gast, de voornaamste gebruiker van hotel en business lounge, zal het zeker mooi vinden. Strak en zakelijk vanbuiten, luxe vanbinnen.
Drie sterren.