Normaliter zouden we geen stap buiten ons gerieflijke holletje hebben gezet. Maar een bruiloft, daar ga je sowieso naartoe, legt mijn oudste uit, evenals een begrafenis. En zo is het. Tegen dit knetterlijpe noodweer echter heeft een paraplu nog minder te vertellen dan een zakmes tegen een kalasjnikov. Talrijke blikseminslagen deren ons niet; als verzopen katjes bereiken dochters en ik metrostation Wibautstraat, ingang Platanenweg. Een kleine menigte schuilt onder het afdakje.
Er zit een pakweg twintigjarige jongeman in rolstoel bovenaan de trap. Gehuld in regenkleding en plastic zakken heeft hij de zondvloed overleefd. Hij moet naar beneden. Er is geen lift. De onbevreesde baas bestudeert zijn route en begint aan een avontuurlijke afdaling. Te voet. Zijn metgezel draagt de rolstoel. Gespierde bovenarmen omklemmen de trapleuning, onwillige benen schuiven moeizaam over de treden. Zo’n plastic zak eromheen helpt dan niet, zou je denken.
Een zorgzame mevrouw met Surinaams accent ziet het niet zitten: ‘Hee jongen, gaat dat wel met die zak om je voeten?’ Hij zegt van ja, maar de bezorgde dame spurt al naar beneden om deze Paralympics-variant van zaklopen per direct te beëindigen. Als ze zachtjes aan de zak begint te frunniken, glijdt het joch prompt onderuit.
Hij landt op de billen, zacht en ongevaarlijk, maar de irritatie is er niet minder om. ‘Bemoeit u zich er alstublieft niet mee, mevrouw,’ murmelt hij traag en nasaal, maar uitstekend verstaanbaar. Hij had toch gezegd dat het prima ging zo? Ondanks alle nobele bedoelingen voelt hij zich duidelijk niet serieus genomen. De zorgzame mevrouw neemt afstand. Eenvoudig is het niet: wanneer geloof je iemand die hulpbehoevend lijkt op zijn woord, wanneer schiet je alsnog te hulp?
Onze held daalt verder af, zonder plastic voetzak. Het moet gezegd: dit oogt stabieler. ‘Dank u wel,’ zegt hij onder aan de trap tegen de mevrouw. Hoewel zij hem hielp omvallen, waardeert hij uiteindelijk tóch haar goede intenties. Ik vind dit een mooie dag voor een trouwerij.