De ochtend is nog jong. Dromerig trappen we gestaag door op onze bejaarde fietsjes, het zicht weinig belemmerd door een subtiele mistsluier. We naderen een zebrapad aan het Prins Bernhardplein, een van de lelijkste verkeerspleinen van onze stad. Het uitzicht op het Amstelstation troost nauwelijks. Een licht getinte, veel te zware jongeman van amper twintig wil het fietspad oversteken. Zijn stoere cap staat fier overeind op zijn hoofd. Over het fietspad komt een stoffige vijftiger aangereden met ruimschoots twintig kilometer per uur.
De dikke jongen heeft de handen strak in de zakken van zijn zwarte trainingsbroek, waardoor zijn immense kont nog groter uitkomt dan je ooit voor mogelijk hield. Zijn blik staat op complete desinteresse, terwijl hij opgaat in de woelige wereld van zijn oordoppen. De fietser heeft duidelijk haast. De grijze man kijkt verbeten vanachter zijn beslagen brillenglazen. Hij rijdt rücksichtslos door. Tot hij het zebrapad bereikt. Een terugtraprem piept, een winterjas wiebelt op en neer door de schok van het remmen. De man staat stil.
De jongen kijkt niet op of om. Hij negeert de fietser volledig. Hij grist een smartphone uit z’n broekzak, beziet het oplichtende scherm en begint, traag wandelend over vochtige stoeptegels, bloedfanatiek te appen. Het negeren is wederzijds; de fietser kijkt stuurs naar de witte zebrastrepen. Hij trekt een amper zichtbare irritatiegrimas en maakt direct vaart zo gauw als de wegblokkade door het grote jongenslichaam wordt opgeheven. Beide mannen zwijgen als het graf. Je krijgt welhaast het gevoel dat dat het enige is wat deze jachtige workaholic en Marokkaanse Amsterdammer met elkaar gemeen hebben.
Zo glijdt Amsterdam-Oost het jaar 2017 binnen. Ook in onze mooie veelkleurige wijk proef je soms de bittere smaak van segregatie, van het langs elkaar heen leven zonder de ander in de ogen te kijken. Gelukkig biedt iedere dag een nieuwe kans om daar iets aan te veranderen.
Gijs Lauret